Cannes in technicolor

kaart cannes

We hadden al een hele dag doorgebracht in het prachtige achterland van de Franse Rivièra met eindeloze lavendelvelden en kleine slaperige dorpjes met pleintjes en platanen. Toen we weer een stuk hadden gereden zag ik dat we niet ver van Cannes af zaten. Omdat ik daar nog nooit geweest was stelde ik voor er naartoe te rijden.

Het beeld dat ik van Cannes had was enigszins geromantiseerd. Wat ik voornamelijk voor me zag waren foto’s van het beroemde filmfestival uit de jaren 50 vermengd met filmbeelden in technicolor. Toen we Cannes binnenreden spatte dat beeld in één keer uiteen. Het was er druk. Heel erg druk. Voorzichtig laveerde mijn ex de auto door de smalle straatjes.

Peperduur en overvol
Omdat het al een beetje laat was besloten we eerst een hotel te gaan zoeken. Dat was al een expeditie an sich. Veel hotels zaten vol of hadden kamerprijzen die het equivalent waren van een fikse aanbetaling op een middelgrote woning. Het merendeel van de hotels waren een combinatie van beide. Uiteindelijk kwamen we in een Ibis Hotel terecht. Daar was nog een kleine kamer vrij. Zo klein dat als de een zich onverwacht om zou draaien de ander uit het raam zou flikkeren. Maar we hadden een slaapplek.

Nadat we ons hadden opgefrist wilden we eigenlijk wel iets gaan eten. Om een lang verhaal iets korter te maken: dat lukte dus niet. Voor de restaurants gold hetzelfde als voor de hotels: peperduur en overvol. Op één terras was nog een tafel vrij, maar toen we daarnaar informeerden werden we bijna als zwerfhonden weggestuurd. Blijkbaar zagen we er niet rijk en glamoureus genoeg uit. Ik had zin om mijn middelvinger naar de nuffige ober op te steken maar werd meteen sissend door mijn ex tot de orde geroepen.

Snackbarbroodjes
Onze zoektocht naar een restaurant eindigde bij een vage snackbar waar we een paar broodjes haalden. Om het toch nog een beetje leuk te maken besloten we die aan de boulevard op te eten. Daar was het druk. Er liepen vrouwen in jurken waarin ze alleen konden staan naast mannen die hun overhemd tot aan hun gulp open geknoopt hadden te flaneren. Op de bankjes zaten wat armoedzaaiers die overduidelijk droomden van een ander leven op een andere planeet. Daar gingen we maar naast zitten om onze snackbarbroodjes op te eten.

Terwijl we over de zee uitkeken viel mijn oog ineens op de boten. Er lagen enorme jachten waarop grote gezelschappen mensen zaten te eten. De koks stonden op de kade te koken en wat klaar was werd door rennende obers vliegensvlug naar de schepen gebracht. Het zag er merkwaardig uit. De eters zaten in het felle licht alsof ze op een filmset waren. Ook de koks stelden zich enorm aan en wierpen zwijnen en kippen door de lucht alvorens ze te trancheren en op de borden te leggen. Zo zonder geluid had het ook een scene uit een film van Jacques Tati kunnen zijn. We vroegen ons af welke aandachtszieke nouveau riche figuren er op die boten zaten. Later begreep ik dat de boten voor veel geld verhuurd worden aan mensen die zich voor één avond miljonair willen voelen. Dat maakte het geheel nog absurder.

Na een slechte nacht in het benauwde Ibis kippenhok met vier opdringerige muggen dronken we ’s morgens vliegensvlug een paar koppen koffie, gooiden onze tassen in de auto en verlieten Cannes met hoge snelheid. Daarna ben ik er nooit meer geweest. Geen toekomstige ex zal me kunnen overhalen er ooit nog één voet te zetten. Sommige dingen moeten gewoon dromen in technicolor blijven.

Rebecca

rebecca[at]aichaqandisha.nl