De brieven van Proust

celeste

In Parijs, Hotel Drouot om precies te zijn, houdt Pierre Bergé in samenwerking met veilinghuis Sotheby’s op 26 april een veiling met brieven en privé bezit van beroemde schrijvers. Er wordt een opbrengst van rond de drie miljoen euro verwacht. Het is een bonte verzameling. Zo is er een brief van Gustave Flaubert waarin hij zijn roman Madame Bovary verdedigt tegen de beschuldigingen dat het obsceniteiten zou bevatten. Ook een dagboek van Victor Hugo zit in de collectie en een bijzondere uitgave van de Discorsi van Galileï. In totaal worden 230 stukken geveild, afkomstig uit de verzameling van Jean Bonna, de grootste verzamelaar op het gebied van alles dat met Franse literatuur te maken heeft.

Eén van de leukste stukken van de veiling is een brief van Marcel Proust, geschreven aan de zoon van zijn huisbaas. Proust beklaagt zich hierin over de ontstellende herrie die zijn buren maken tijdens de seks. Grappig genoeg gaat het Proust niet om de geluidoverlast: hij is jaloers op de totale overgave die zijn buren een keer in de twee dagen laten horen.

Begin jaren tachtig las ik het boek Monsieur Proust van Céleste Albaret. Albaret was de laatste acht jaar van Prousts leven zijn huishoudster. Het boek geeft een mooi inkijkje in het leven dat hij leidde. De dagen bracht hij door in zijn met zwaar fluwelen gordijnen verduisterde kamer. Daar werkte hij als een bezetene aan A la recherche du temps perdu. Omdat hij astmapatiënt was brandde hij voortdurend een poeder, geleverd door zijn broer die arts was, om zijn klachten te verlichten.

Eenzaam
Proust was veeleisend. Als Albaret eens weg moest om bijvoorbeeld naar haar zieke moeder te gaan, gaf hij na lang dralen zuchtend toestemming en vroeg haar niet te lang weg te blijven. Hij begreep echt wel dat zij naar haar moeder wilde, maar ze kon toch zien dat het met hem ook niet goed ging. Zo zorgde hij ervoor dat Céleste, krom van het schuldgevoel, niet te lang bij haar moeder zou blijven hangen. Toen zij trouwde was hij zo bang dat zij hem zou verlaten dat hij haar echtgenoot als chauffeur in dienst nam.

Doordat Proust veel in afzondering leefde door het schrijven en weinig bezoek ontving (hij kon de zware parfums van de dames door zijn astma niet verdragen) werd Albaret naast zijn huishoudster ook zijn vertrouweling. Hij vertelde haar veel dingen over zijn privéleven, roddelde over de dames uit adellijke Franse kringen en schreef ooit een gedicht voor haar toen hij ontdekte dat zij de achternicht was van een bekende priester. Daarna kon hij gewoon weer enorm gaan zeuren over koffie die te lang (een minuut) had gestaan en onmiddellijk vers gezette eisen. Albaret vertelde dat hij nooit kwaad maar teleurgesteld reageerde, het hoofd afgewend. Zij wist niet hoe snel ze hem weer nieuwe koffie moest brengen. Zijn teleurstelling was ondraaglijk voor haar.

Juist vanwege die afzondering zal Proust zich op de geluiden van zijn buren hebben geconcentreerd. En dat maakt die grappige brief zo bijzonder, een aanvulling op alles dat we al over Proust weten. Dat hij jaloers was op die geluiden kwam wellicht dat hij zich daardoor extra eenzaam voelde. Misschien riep hij daarna uit wrok Albaret om te kunnen zeuren over koffie, of een gordijn dat niet goed gesloten was. Om zich daarna, met de verse koffie en de gordijnen goed gesloten, te buigen over de brief met klacht aan de zoon van zijn huisbaas.

Rebecca

rebecca[at]aichaqandisha.nl