I. M. Hafid Bouazza

‘Wil je het verhaal lezen dat ik geschreven heb?’ Ik moet een jaar of zes, zeven zijn geweest en Hafid negen of tien. We zaten aan de lage salontafel in onze woonkamer, het was avond en donker en hij gaf me het vel papier waarop hij met de hand een kort verhaal had geschreven. Over een klein meisje, vernoemd naar ons nichtje, dat samen met haar moeder woonde en heel gelukkig was. Tot op een dag haar moeder ziek werd en overleed. Het meisje was heel verdrietig, ze huilde om haar moeder die niet meer wakker werd toen er een licht verscheen waaruit een eenhoorn te voorschijn kwam.

De eenhoorn troostte het meisje en liet haar een of meerdere wensen doen die hij in zou willigen. ‘Maar waarom brengt hij de moeder niet terug?’ Vroeg ik aangeslagen door het einde van het verhaal. ‘De eenhoorn kan toch alles?’

‘Als mensen dood zijn, kun je ze niet meer tot leven wekken’, was het antwoord van Hafid. Dat moet de eerste keer zijn geweest dat ik geconfronteerd werd met het definitieve van de dood en het verhaal is me altijd bijgebleven.

Sindsdien heb ik een aantal keer gehoopt op een wonder dat mijn dierbaren bij me zou houden. Toen mijn vader onverwacht overleed. Nadat mijn moeder ons plots ontviel. En nu weer, toen we hoorden dat het slecht ging met Hafid. We hadden hoop, het ging beter, we zouden hem bezoeken – tot het telefoontje kwam dat er nog maar weinig tijd over was. En zelfs toen hoopten we dat hij nog een keer vol zou houden.

De laatste dagen in het ziekenhuis waren intens verdrietig, maar ook troostend. We kregen zijn ondeugende glimlach nog mee, onze namen uit zijn mond, zijn hand in mijn hand.

We hadden hem nog zoveel jaren gegund en een veel betere gezondheid om van het leven te genieten en zijn plannen, klein en groot, te verwezenlijken. Hij leidde het leven op zijn voorwaarden en volgens zijn wensen en liet zich door niemand iets vertellen. Hafid was in alles mateloos en deed dat met overgave: liefhebben, beminnen, koken, drinken, roken, roezen, boos en koppig zijn. Zijn koppigheid was spreekwoordelijk, zijn hoofd harder dan graniet.

Maar achter dat masker van onwrikbaarheid, school een lieve, zachte, zorgzame, kwetsbare man. Waanzinnig getalenteerd met liefde voor taal en de kunsten. Een bon vivant en gourmand. Ongenadig grappig en onweerstaanbaar charmant.

Wat een man. Wat een broer. Wat hadden we graag meer tijd met hem gehad, maar het is hem en ons helaas niet gegund.

Hij is ons veel te jong ontvallen. Zo kort na moeder. Rouw op rouw. Een leven getekend door verlies wordt te zwaar om te dragen. Maar wie door zijn dierbaren wordt herinnerd, sterft niet echt.

Lieve, liefste Hafid. Rust zacht, ik hoop dat je geen pijn meer voelt. We zullen je altijd bij ons dragen. In mijn hart is een warm onderkomen voor vader en moeder en jij zult je daar bij hen voegen. Geen ochtend zal zonder jou begonnen worden, geen avond afgesloten zonder je. Samen met vader en moeder.

We houden innig veel van je en gaan je intens missen. Ik hoop dat vader je met een hartelijke ihhiiii zal onthalen en moeder met een extra grote la coca.

Hafid laat twee prachtige zonen achter en een indrukwekkend oeuvre dat de Nederlandse literatuur op onnavolgbare wijze heeft verrijkt.

Hafid leeft voort in twee prachtige zonen en een indrukwekkend oeuvre dat de Nederlandse literatuur op onnavolgbare wijze heeft verrijkt.

Abdelhafid Bouazza 08-03-1970 – 29-04-2021

Hassnae

info[at]aichaqandisha.nl

65 Reacties op “I. M. Hafid Bouazza