In gesprek met Fiction Plane

FP

Van links naar rechts: Pete Wilhoit, Joe Sumner en Seton Daunt

Backstage bij de Mezz in Breda. In een kleine, rommelige kleedkamer liggen op tafel niet opgegeten frietjes en een schaal vol celebrations. Over iets meer dan een uur moeten de mannen van Fiction Plane het podium op. De eerste mensen druppelen de zaal al binnen voor het voorprogramma.

Zanger Joe Sumner en gitarist Seton Daunt zijn alvast wat aan het tokkelen op hun gitaren. Drummer Pete Wilhoit leunt ontspannen tegen een muur, terwijl hij een bak koffie drinkt.

Een enorme populaire band is het niet. De meeste mensen kennen Fiction Plane van hun ene grote hit in Nederland: ‘Two Sisters’.

Toch zijn ze veel in Nederland te vinden. Ze hebben een loyale groep fans. Voor ze vorige week in Breda optraden, hadden ze een concert in Amsterdam en Utrecht er op zitten. Ze vinden het fijn in Nederland, zeggen ze: de mensen zijn recht voor hun raap en hebben bijna dezelfde humor als de Britten.

Het begin
‘Dat was toen ik Nirvana hoorde’, vertelt Sumner. ‘Ik had daarvoor niks met popmuziek. Het klikte, gewoon op een emotioneel niveau.’ Hij kijkt naar Wilhoit. ‘Bij jou was dat waarschijnlijk toen je vijftiende eeuws gezang hoorde?’ Die  lacht. De drummer is de oudste van het stel. Bij hem begon het op school, vertelt hij. ‘Ik had een band met een vriend. Ik vond het gewoon fijn hoe het voelde om voor een groep mensen te spelen. En om meisjes te ontmoeten. Ik ben er uiteindelijk met een getrouwd, dus het is gelukt.’

Het eerste instrument van Daunt was een drumstel. ‘Maar ik was er vreselijk slecht in en ik realiseerede me dat het veel minder werk was om gitaar te spelen, dan te drummen.’
Wilhoit: ‘Heb je dat opgeschreven? Het is duidelijk dat ik het meest geavanceerde instrument speel.’
Sumner: ‘Het moeilijkste om te dragen, ja.’
Wilhoit: ‘En iedereen ervan te overtuigen dat het een muzikaal instrument is.’

Optreden
Tijdens het spelen van muziek is er niks anders, voor de mannen. Het is ontsnapping, zegt Daunt. ‘Niet op een negatieve manier, dat je ergens van weg rent. Maar alles verplaatst zich naar de achtergrond als je muziek aan het spelen bent. Het is een privilege.’ Het is een andere vorm van communicatie, vult Wilhoit aan. ‘Je kunt opgroeien met iemand, maar als je muziek met ze speelt, is dat zo anders. Het is iets dat ik heel erg koester.’

Liedjes
Soms is een liedje gewoon een geluid, zegt Sumner. Dat je iets hoort en meteen denkt: oh, dat is het. Dat is het liedje. ‘Joe zorgt voor de teksten, dat is altijd zijn ding geweest’, zegt Daunt. ‘En de muziek… meestal komt het er op neer dat we in een kamer gaan zitten en geluid maken.’

Liever
De muziek van Fiction Plane is veranderd. Op de eerste twee albums staan liedjes met namen als Hate, Everything will never be OK en I wish I would die. Het laatste album –Mondo Lumina– is liever, minder cynisch. Daar is een simpele reden voor: de drie mannen hebben kinderen gekregen. In vijf jaar tijd hebben ze zeven kinderen in totaal gehad. Sumner: ‘En dat heeft zeker invloed gehad op onze muziek. Dit laatste album is meer een reflectie, meer vredig misschien. Het is positiever.’

Invloed
Op de dag van het concert waren ze overdag bij het conservatorium in Amsterdam geweest. Ze wilden de studenten daar vooral vertellen hoe het is om muziek te maken en in een band te zitten. Wilhoit vertelt dat de bandleden eens in de zoveel tijd reflecteren op alles wat ze hebben meegemaakt: ‘Het is geweldig om te zien wat we bereikt hebben. We hebben vijf albums gemaakt, zijn de wereld rond getoerd en we zijn nog steeds vrienden. Dat is ook een prestatie.’

Gitarist Daunt voegt daaraan toe: ‘We maken ook nog steeds de muziek waar we van houden. Ik hoop dat jonge mensen zien dat het niet uitmaakt hoeveel fans je hebt. Dat wil ik ook voor mijn kinderen. Het is soms moeilijk om ver weg te zijn van ze. Maar ik hoop dat ze zien dat ik iets doe wat ik echt leuk vind. Hopelijk inspireert het hen om dat ook te doen.’

Ritueel
Sumner vertelt over het gênantste dat hen ooit is overkomen tijdens een optreden: ‘We zijn ooit aangevallen door Hawaaiiaanse strippers, die citroenen naar ons gooiden. Dat was behoorlijk hardcore.’
Daunt: ‘Dat was op hetzelfde moment dat er een neppe Elvis achter me stond, die vreselijk uit zijn mond stonk.’
Sumner: ‘We hadden het waarschijnlijk verdiend. Als je ons een beetje kent, dan weet je dat we een neppe, stinkende Elvis verdienen.’

En zo grappen de mannen ontspannen verder terwijl de zaal vol stroomt. Op de vraag wat de fans kunnen verwachten, antwoordt Daunt met zelfspot: ‘Onze grootste, bijna-hits. Zo hadden we de tour moeten noemen.’

Het is tijd om op te gaan, en dus ook tijd voor hun vaste ritueel voor ieder optreden. Sumner: ‘We hebben een knuffel. Een big, manly bear hug.

 

DSC_2072foto © Aicha Qandisha

Majda