Tokio: twee uur in de rij voor ramen

ramenart

Bij het begrip ‘Bourgondisch’ denkt iedereen aan Frankrijk en Zuid-Europa, waar de mensen nog weten hoe je moet genieten van het leven. Waar het eten overdadig is, en de wijn rijkelijk vloeit. Ik denk niet dat heel veel mensen Japan met ‘Bourgondisch’ zullen associëren.

Toch zijn de Japanners de grootste Bourgondiërs die ik ooit heb meegemaakt. Niet om iets af te doen aan de levenskunstenaars in Frankrijk, Spanje en Italië of zelfs België, waar een goede maaltijd geen decadente uitspatting is waar je je voor moet schamen, zoals in Nederland, maar een eerste levensbehoefte. Maar niemand weet een smakelijk gerecht beter op waarde te schatten dan de Japanners.

Althans, de Japanners die ik ken, dat wil zeggen de inwoners van Kyoto en Tokio. Ergens anders ben ik in Japan nooit geweest, althans niet lang genoeg om er iets zinnigs over te kunnen zeggen.

Noeste workaholics
Ik weet het, Japanners staan bekend als noeste workaholics die minstens zestien uur per dag werken en tussendoor snel een kom rijst met een stukje vis en wat zeewier wegwerken. Daar kan weinig levensvreugde uit worden geput, denkt u.

Dacht ik ook heel lang. Totdat ik me begon te realiseren dat ik op werkdagen wel erg veel Japanners het ervan zag nemen in de vele parken die Kyoto en Tokio rijk zijn. En niet om even snel een gevulde rijstbol weg te werken, door Moeder de Vrouw in de vroege ochtend klaargemaakt. Neen, eten doet de Japanner in zijn favoriete ramen- of sushitent, niet toevallig ook de favoriete ramen- of sushitent van honderdduizend stadsgenoten, en meestal zijn er hoogstens zeven plekken beschikbaar, waardoor je soms twee uur moet wachten totdat je eindelijk mag aanschuiven.

En dat doen die zestien uur per dag werkende workaholics dan ook, twee uur wachten tot ze hun favoriete ramen naar binnen kunnen slurpen, of de sushi waar hij al de hele ochtend naar verlangde. Geduldig op straat staan, een dikke manga lezend of de krant, het is heel normaal in Tokio.

Wachten voor een naamloze bar
Ik wilde daar nooit aan, ik heb een enorme hekel aan in de rij staan. Aan wachten, überhaupt. Zonde van mijn tijd en calvinistisch en alles, u begrijpt precies wat ik bedoel. Maar onlangs liep ik in Tokio met mijn ziel onder de arm en besloot ik toch eens aan te sluiten in de rij voor een ramenbar waarover ik hyperbolische lofuitingen had gelezen.

Let wel, we hebben het over een naamloze ramenbar waar je zo langsheen zou lopen als daar niet een enorme rij lekkerbekken voor stond te wachten. Blijkbaar heeft deze tent geen naam nodig. De liefhebbers van een kom perfecte ramen – een soort maaltijdsoep met dikke noedelslierten – vertellen elkaar kennelijk door dat je hier moet zijn, in dit pashok met een zwartgeblakerd stuk hout boven de deur, voor je dagelijkse fix.

Route
Laat ik eerst uitleggen hoe je er komt, voor wie nu in Tokio is of er binnenkort komt. Neem de trein, de Soobu-lijn, naar station Iidabashi. Er gaan ook verschillende metrolijnen naar toe (Tozai, Yurakucho, Namboku, Oedo) maar ik ben vergeten welke uitgang je moet nemen en als je de verkeerde neemt, kun je flink verdwalen in Tokio.

De Sobulijn dus, en neem de westelijke uitgang. Geen zorgen, het staat allemaal in het Engels aangegeven: ‘West Exit’. Als je met je rug naar het station staat, moet je rechts de straat inlopen, en bij de stoplichten moet je linksaf, dezelfde straat overstekend. Je loopt nu over de Sotobori-doori, de Sotoboriweg. Aan je linkerhand bevindt zich een groot kanaal. Zie je een soort woonboot dat als restaurant fungeert, het Canal Café? Dan zit je goed, maar je moet nu 10-15 minuten doorstappen. Dat Canal Café lijkt me vooral leuk op zwoele zomeravonden, om een glas wijn of een cocktail weg te nippen.

Aan de overkant zie je op een gegeven moment een universiteitsgebouw, steek daar maar over. Nog een eindje doorlopen. Op het moment dat je de moed begint op te geven (je zag al een ramenbar maar daar stond geen rij voor, dus dat kon ‘m niet zijn, of toch wel? Nee, je had gelijk, dat was ‘m niet, maar het rook er wel lekker, of niet dan?) zie je een lange rij mensen, allemaal Japanners, niet één toerist. Daar moet je zijn. Het is naast een drankenwinkel.

Slurpen
Wachten maar! Hopelijk heb je wat te lezen bij je, of je iPod. Met een beetje geluk word je na een uur naar binnen geroepen. Je hebt dan wel al gezien hoe dat met je voorgangers gaat. Die stopten geld in een automaat en drukten op de knop van hun keuze. Het staat er allemaal in het Japans, maar kies maar gewoon de duurste, krijg je geen spijt van. Het automaat spuugt een kaartje uit en dat lever je in bij de jongeman achter de bar als hij daarnaar vraagt. Je staat nu in een piepkleine ruimte pal achter de mensen die van hun ramen zitten te smikkelen. Heel luidruchtig: SJLRRRP! SJLRRP! Dat mag gewoon. Potverdomme wat ruikt dat lekker! Nu maar wachten tot er eindelijk iemand opkrast, dan mag jij op zijn of haar plek.

In Nederland zou ik dit echt heel gênant hebben gevonden, zo dicht op elkaar staan wachten tot je wordt uitgenodigd te gaan zitten en dan staat er weer iemand achter jou, je kunt zijn adem bijna in je nek voelen, maar hier vond ik het relaxed. Zelfs wel gezellig eigenlijk. Aan een privécirkel of hoe noemen ze dat in Nederland, die denkbeeldige kring om je heen waarbinnen niemand mag komen, daar heb je in Tokio niks aan. Is geen ruimte voor. In de metro, de trein sta je allemaal tegen elkaar aangedrukt en als je je daar eenmaal bij hebt neergelegd is dat helemaal niet erg.

Ik moet wel zeggen dat ik de indruk heb dat Japanners hun persoonlijke hygiëne wat serieuzer nemen dan veel Nederlanders.

Kokend heet
Ramen is kokend heet. De jongens in deze bar serveren de dikke, beetgare noedels in een dikke bouillon met alle ingrediënten die je maar wilt: vlees, vis, ei, nori, eend, kip enzovoort (voor de moslims: varkensvlees is ‘butaniku’ en ‘ik eet geen varkensvlees’ is ‘butaniku wa dame desu’. Om zeker te zijn, kun je ook de eerste knop van die automaat kiezen, dan krijg je een voortreffelijke misoramen, maar je wordt dan wel jaloers op de andere eters aan de bar, die de ene verrassing na de andere uit hun bouillon opvissen).

Dit is zo afschuwelijk lekker! Je begrijpt meteen waarom je anderhalf uur hebt staan wachten. Je moet wel snel eten, want de bouillon is zo heet dat die noedels gewoon doorgaren en dus steeds zachter worden. Je pakt ze met je eetstokjes en slurpt ze luidruchtig naarbinnen. Iedereen doet dat, de vrouwen ook. Met de lepel in je andere hand schep je de bouillon naar binnen.

Daar zit je dan, aan een bar, geklemd tussen twee andere gasten, ramen te eten. Met het zweet op je voorhoofd en het snot op je bovenlip. Is dit perfect, of wat? Wel oppassen voor je goeie kleren. Ik heb de hele tijd mijn witte linnen overhemd in de gaten gehouden en goddomme, toen ik weer buiten liep, zag ik tóch weer een grote vlek ter hoogte van mijn linkertepel.

Goedkoop en lekker
Na deze ervaring was ik meteen over mijn schroom heen en ging ik, om te lunchen, steeds naar een eettentje waar een lange rij voor stond. Ik heb ontdekt dat vooral studenten weten waar je het lekkerste haalt voor het minste geld. Ik heb perfecte soba’s en ramens en udons gesmikkeld voor omgerekend vier euro (moet er wel bij zeggen dat de koers voor Europeanen dankzij die fantástische Japanse premier Abe Shinzo – die de Yen heeft gedevalueerd om de exporten te vergroten – erg gunstig is op het moment). Ik heb uren in de rij gestaan voor sushi die door God zelf leek te zijn gemaakt en die ik kon betalen met de losse munten in mijn broekzak.

Terwijl ik dit schrijf, loopt het water me weer in de mond. God, wat mis ik Tokio. Volgende keer meer!

Peter

peter[at]aichaqandisha.nl