Arshia Sattar: ‘wennen aan angst als metgezel’

Terwijl hier de Europese binnengrenzen open zijn gegaan en mensen vakantieplannen weer oppakken, wordt er in India gevreesd voor een nieuwe besmettingsgolf onder de allerarmsten nu het moessonseizoen nadert, vertelt schrijver, vertaler en docent Arshia Sattar die de lockdown doorbrengt bij haar 91-jarige moeder.

‘In andere landen werd er eerst nagedacht over de te nemen stappen, maar onze overheid kondigde de lockdown binnen vier uur af. Dat heeft geleid tot groot leed, ontheemding en economische tegenspoed. En nu komt de moesson er dus aan en niemand weet wat het effect daarvan zal zijn op het virus. Vooral de meest kwetsbaren lopen gevaar, de mensen in kleine huizen of die dakloos zijn of onderweg naar huis.’

Toen de lockdown in India werd afgekondigd, ontstond er een ware volksverhuizing: arme mensen verlieten de steden en vertrokken lopend naar hun huizen in de provincies.

‘Ik denk dat als je nergens naartoe mag en het risico loopt ziek te worden, je liever thuis wilt zijn. Als je dan ziek wordt, dan toch bij je familie. Niemand wil alleen sterven, ver van zijn dierbaren. Ik vind het van zo’n enorme veerkracht getuigen, duizend kilometer lopen om bij je familie te zijn. Dat is hartverscheurend.’

Na bijna drie maanden, worden de restricties in India nu ook versoepeld, maar dat gaat niet vlekkeloos. Zo mogen de fabrieken weer open, vertelt Sattar maar is er nog altijd geen openbaar vervoer en taxi’s mogen ook niet rijden.

‘Je vraagt je af wat het nut is van deze versoepeling, want mensen hebben geen mogelijkheid om naar hun werk te gaan. Bovendien zijn er heel veel mensen die afhankelijk zijn van dagwerk; bouwvakkers, loodgieters, elektriciens, verkopers van streetfood. Zij kunnen niet vanuit huis werken, verdienen geen geld en hun gezinnen hebben dus niks te eten. Voor hen is het essentieel dat ze kunnen werken. Je kunt mensen niet eeuwig thuis opsluiten zonder inkomsten.’

Klein ongemak
Volgens Sattar heeft de Indiase overheid alles gedaan om de middenklasse en elite te beschermen en helemaal niets gedaan voor de lagere klassen en armen die op straat leven of geen werk hebben.

‘Mensen zoals ik, ik behoor tot de middenklasse, zijn niet rijk, maar wel veilig. Het enige waar ik mee te maken had, was dat ik slechts een keer per week boodschappen kon doen in plaats van wanneer ik wilde. Een keer waren er een week lang geen bananen en tomaten. Dat was ons leed. Dat is niks. Dat is een klein ongemak, meer niet ‘

Voor de coronacrisis waren er onlusten in India met aanvallen op moslims. Die spanningen zijn verergerd met oproepen door hindoes om moslim verkopers te boycotten. De lockdown en de grote economische kloof hebben sowieso tot nog meer sociale segregatie geleid, legt ze uit.

‘In het gebouw waar mijn moeder woont, mogen buitenstaanders niet meer binnenkomen. Dat is bepaald door de leiding van het gebouw die bestaat uit bewoners. Dat is hun idee van veiligheid: geen schoonmakers meer toelaten zodat ze ons niet besmetten. Eens per week komen er groente- en fruitverkopers tot het hek met hun waar, ook zij mogen niet binnenkomen. Er zijn ook flatgebouwen waar bewoners helemaal niet naar buiten mogen uit angst voor besmetting. Het is een vorm van mentale gijzeling, van paranoia, en het is altijd gericht tegen arme mensen, omdat zij zich niet kunnen wassen. Maar om je te wassen moet je wel eerst stromend water hebben.’

Krantenpapier
Het is ironisch, stelt Sattar vast, dat het juist mensen uit de middenklasse waren die het virus met zich meebrachten via hun vliegreizen en die nu neerkijken op arme mensen. Veel van de restricties werden bovendien niet door de overheid, maar juist door de mensen zelf opgelegd.

‘Kranten mochten ook niet meer bezorgd worden, omdat er geruchten rondgingen dat het virus zich via krantenpapier verspreidde. Voor mijn 91-jarige moeder was dat heel erg. Zij hecht heel erg aan haar kruiswoordpuzzel en cartoons. De kranten gaan nu weer bezorgd worden en daar is ze heel blij mee. Het is iets kleins, maar het geeft het gevoel dat dingen weer normaal worden.’

Haar moeder runt een weeshuis voor meisjes die nu ook gesloten is en waar ze niet naartoe kan, omdat die op 24 maart de deuren moest sluiten vanwege de lockdown. Het huis telt 156 meisjes tussen de vier en achttien jaar. Iedereen is er nog gezond, maar haar moeder heeft het er zwaar mee dat ze er niet heen kan.

‘Ze is natuurlijk kwetsbaar vanwege haar leeftijd. Ze regelt nu alle zaken met de telefoon. Maar het kan zomaar zijn dat deze situatie nog zes maanden voortduurt en zij dus zes maanden het huis niet uit kan. Dat is voor haar niet te bevatten; ze ging eerst elke dag naar het werk, had gezelschap van andere mensen, moest beslissingen nemen en problemen oplossen en het idee dat ze dat niet meer zal kunnen vindt ze doodeng. ‘Ik word gek’, zegt ze. Ik denk dat ze daarom ook blij is met die krant, dan kan ze op zijn minst haar puzzel maken en voor zichzelf bewijzen dat ze dingen nog kan oplossen.’

Duisternis
Hoewel Sattar zich gelukkig prijst, raakt de situatie ook haar financieel: als freelance schrijver voor kranten, zijn de opdrachten teruggelopen en dat heeft effect op minder bedeelden die geholpen worden door haar en haar vrienden, ‘je moet steeds opnieuw rekenen wat mogelijk is’. Ze liet haar huis in Bangalore achter en zit sinds het begin van de lockdown bij haar moeder in Poona, net buiten Mumbai.

‘Ik mis mijn huis, mijn boeken, elke dag koken, maar eerlijk: ik had me geen betere plek kunnen wensen dan bij mijn moeder. Ze is heel gul. Maar dit is gewoon een vreemde tijd. We moeten leren leven met dit virus. Ik denk dat het onze vriendschappen en persoonlijke relaties danig zal beïnvloeden. Dat we zullen vergeten hoe we eerst met elkaar omgingen. Iedereen communiceert nu via Zoom en Skype en als je elkaar ziet, moet je een masker op en afstand houden. Ons huis was een plek waar constant eten en drinken werd gedeeld, vrienden kwamen langs, we bleven laat op, rookten. Dat zal niet meer hetzelfde zijn. Je kunt op z’n hoogst één, twee vrienden ontvangen. En dit gaat nog lang zo duren, het zal ons echt psychologisch raken. Angst zal onze metgezel zijn, de hele tijd.’

Sattars opgewekte manier van vertellen en gulle lach kunnen haar weinig opbeurende scenario niet verhullen. Hoe zou het verder moeten?

‘We moeten dit samen oplossen. We moeten medisch onderzoek delen, geld delen, eten, opvang. We moeten echt geloven dat ieder mens even waardevol is als de ander. Het kan niet zo zijn dat we het oké vinden als zwarte mensen meer lijden, of als moslims of arme mensen lijden of sterven. Dat moet allemaal veranderen, maar het probleem is dat we niet gewend zijn zo te denken. Dat zal dus een enorme uitdaging worden met al die xenofobe regeringen overal. We moeten de haat en verschillen te boven komen. Neem een Angela Merkel of Jacinda Ardern, zij kijken op een andere manier naar de wereld, maar verder zie ik geen leiders die aan kunnen sturen op eenheid, empathie en compassie. De meeste van de huidige leiders doen juist het tegenovergestelde, dat zijn allemaal mannen die ons verder de duisternis in leiden.’

Hassnae

info[at]aichaqandisha.nl