Natuurlijk, een goede gezondheid, een vrolijk leven, dierbaren om je heen en bevredigde ambities maken gelukkig. Maar te midden van dat geluk en die zorgeloze voldaanheid, blijft het verlangen naar de volmaakte ander. Naar iemand die je al je zekerheden in twijfel laat trekken, die een tinteling vanuit je tenen tot aan je hoofd op gang brengt en je verdwaasd achter laat. Iemand in wiens ogen je morgen ziet en door wiens aanraking je alles wilt opgeven, als je dat ongrijpbare gevoel van onbeheersbare verrukking maar voor eeuwig mag vasthouden.
Ja, het is de 14e februari en ja, Valentijn is een commercieel feest, maar nou en als dat betekent dat we de gelegenheid gebruiken om twee van de mooiste liefdesgedichten met je delen.
Rainer Maria Rilke
Rainer Maria Rilke (1875 – 1926) werd geroemd als een van de krachtigste Duitse dichters en schrijvers. Zijn liefdesgedichten zijn van een ontroerende schoonheid. Dit is een van mijn favorieten.
Doof mijn ogen uit: ik zie je staan
Schroei mijn ogen dicht: ik hoor je spreken
Zelfs zonder voeten kan ik tot je gaan
Zelfs zonder mond nog zal ik om je smeken,
Ja breek mijn armen af en ik omvat
Je met mijn hart als met een hand,
bind mijn hart af en mijn hoofd zal bonzen
en zet je ooit mijn hersenen in brand,
Nog zal mijn hele lichaam van jou gonzen.
vertaling Menno Wigman
Uit: ‘Wie nu alleen is, Twintig liefdesgedichten’ 1996
Hans Andreus
Een gedicht dat ik lang uit mijn hoofd kende is dat van Hans Andreus (pseudoniem van Johan Wilhem van der Zant 1926 – 1977). Zo mooi, zo ontroerend en het vat de kern van de allesverzengende liefde perfect samen. Het is wat Marcellus Emants ook in zijn roman Vijftig schreef (ik leun nu heel erg op mijn geheugen) dat niemand de ander kan zien zoals de verliefde.
Voor een dag van morgen
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens,
ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man
alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.
Uit: ‘Al ben ik een reiziger’
Uitgeverij Holland 1959
Ach, ach, de liefde. Ongrijpbaar mooi en genadeloos wreed. Van extatische hoogten stort je in radeloze diepten en zie er dan nog uit te komen. Verloren, kwetsbaar, smachtend en zo klein. Maar als het er is, en het beklijft, tel dan je zegeningen en koester het, want niets en zeker niemand is vanzelfsprekend.
hassnae[at]aichaqandisha.nl
Een reactie op “Aicha’s Bibliotheek: De Liefde”