Dé deskundige op het gebied van Zuid- én Noord-Korea is hoogleraar Koreanistiek Remco Breuker. Geen ivoren torengeleerde, maar iemand die weet wat er onder de gewone Koreanen leeft omdat hij met hen praat, lacht, eet en leeft. Verder weet hij ook alles op het gebied van Steaven Seagal en van obscure monsterfilms.
Mijn favoriete filmscène is… Ik ben erg woordelijk ingesteld. Cinematografie haalt me niet over, een rake uitspraak wel. Mijn favoriete filmscène moet dan ook om woorden draaien. De scene waar ik meteen aan dacht was de speech van Al Pacino in Scent Of A Woman, waarin Al Pacino als blinde luitenant-kolonel b.d. van de mariniers de hypocrisie van volwassen docenten ten aanzien van hun leerlingen aan de kaak stelt. En dat doet hij met verve door vijf minuten lang uiterst welbespraakt te blijven schreeuwen. De zaal is stil en ik geloof zonder meer dat dat niet anders heeft kunnen zijn in de aanwezigheid van de man die gedoseerd schreeuwen tot kunst heeft verheven. En dan dat triomfantelijke ‘Huah!’ op het eind. Indrukwekkende scène die aan het einde helaas volkomen verpest wordt door het overwinningsmuziekje dat wordt ingezet. Daar komt een producer (dat kan geen regisseur of editor bedacht hebben) nog wel eens voor in de hel.
De andere scène (sorry, ik heb er twee! Mag dat?) die meteen bij me opkwam is uit een voor de rest niet bijzonder indrukwekkende Koreaanse film Modern Boy, die overigens wel spectaculair ontspoort tegen het einde (en hierin zie ik wel de schuldige handen van regisseur en editors). Deze speelt zich af tijdens de brute Japanse koloniale overheersing van Korea tussen 1910 en 1945. In deze liefdesscène kussen de twee hoofdpersonen elkaar voor het eerst. Het is de beste cineastische weergave die ik ken van wat het betekent om gekoloniseerd te zijn. De mannelijke hoofdpersoon is een Koreaanse dandy die zich prima thuis voelt in het gejapaniseerde en moderne Seoul. De vrouwelijke hoofdpersoon is een enigmatische Koreaanse zangeres. Ze kussen elkaar terwijl zij in het Koreaans meezingt met een Japanse 78-toeren hit die op de achtergrond draait. Later blijkt dat zij ook het Japans heeft ingezongen voor de Japanse zangeres die met dit lied een grote hit scoorde. De gelaagdheid, waarin het Koreaans formeel geen aanwezigheid heeft en niet blijvend is maar vlietend over het opgenomen, populaire en vereeuwigde Japans wordt geneuried en gefluisterd, vind ik elke keer dat ik het weer zie en hoor bijzonder indrukwekkend. Het laat pijnlijk goed zien hoe de koloniale stem verdrinkt in het publiek, maar tegelijkertijd wel altijd aanwezig is, al is het ongewenst, gefluisterd, informeel en vlietend. Deze scene spreekt tot me als mens en als historicus; hij laat zien hoe belangrijk en tegelijkertijd hoe noodzakelijk en moeilijk (onmogelijk?) het is dit soort stemmen terug te halen.
Ik wil ooit nog eens naar… Alaska. Zalm vangen, een kano bouwen en vuur stoken in de bossen. Of met Les Stroud op expeditie in de Canadese bossen. Ook goed.
Mijn toilettas is niet compleet zonder…Tandenborstel? Het spijt me, maar ik ben een van die mensen die leeft met het cosmetische minimum aan onderhoudsmiddelen. Tandenborstel, tandpasta, doucheschuim en dat is het wel zo’n beetje.
Mijn ergste miskoop is… Ik aarzel enigszins om dit hier op te schrijven, maar waarschijnlijk alle boeken die ik nooit zal lezen door gebrek aan tijd. Dit wetende toch gekocht. Boeken om je heen voelt namelijk erg fijn.
Het lekkerste wat ik ooit geproefd heb is… Het stukje rauw buikvet van de tonijn (toro) gegeten in een chique Japanse restaurant op Cheju-do (Zuid-Korea) in 1996. Ik was toen uitwisselingsstudent in Korea (en kon me dit soort restaurants absoluut niet veroorloven) en kluste in de zomer bij als tolk bij de opnames van een documentaire over zeventiende-eeuwse Hollanders in Korea. We moesten daar het hele land voor door (bepaald geen straf). Die avond was de Nederlandse ambassadeur er ook, want hij speelde éen van de hoofdrollen in het docudrama - en de agrarisch attaché de andere! Dat waren nog eens diplomaten. De sfeer met de Koreaanse filmploeg en de Nederlandse diplomaten was bijzonder goed en dat deed het eten tot zijn volle recht komen. Het was de eerste keer dat ik een letterlijk tongstrelende sensatie onderging. Ik begreep plots hoe iets op je tong kon smelten.
Ik was het gelukkigst toen… Toen ik trouwde. Toen ik mijn (toen nog aanstaande) vrouw voor het eerst zag onder die klok in Praag. Toen de eerste werd geboren. Toen de tweede werd geboren. Telkens als ik mijn vrienden in Korea weer zie. Als ik Glenn Gould de Goldberg Variaties hoor spelen. Als ik lange voetnoten schrijf.
Ik heb het meeste spijt van… Ik zou willen dat ik luidkeels en vol overgave met Edith Piaf zou kunnen meebrullen onder de douche. Nu doe ik dat wel, maar dat is als je het goed bekijkt met enig gehuichel. Ik heb spijt van veel dingen. Niet van de grote levensbeslissingen. Ik ben met de vrouw getrouwd met wie ik gewoon moest trouwen, doe het werk waarvoor ik geschikt lijk te zijn en heb de vrienden die ik me nooit had durven wensen. Maar onderweg heb ik toch wel het een en ander laten liggen. Mensen met wie ik geen contact meer heb door eigen toedoen. Situaties die ik door gêne, lafheid of verkeerde inschattingen slecht heb afgehandeld. Telefoontjes die ik niet heb gepleegd. Brieven die ik niet heb geschreven. Brieven die ik wel heb geschreven. Zou ik deze dingen anders doen? Ja, maar wel met ingehouden adem. Ik zou geen ander netto resultaat nu willen.
Ik ben niet bijgelovig, maar… Ik klop graag af op hout, open binnenshuis geen paraplu en feliciteer bij voorkeur niet vóór het daadwerkelijk arriveren van een verjaardag. Overblijfsel van een Indische opvoeding aan moederskant waarin voor de rest rationele individuen toch altijd met een enigmatisch aandoend respect over goena goena of de stille kracht spraken.
Mijn grootste onhebbelijkheid is… Een vaak ergerlijk gebrek aan zelfbeheersing en matiging. Dit uit zich op allerlei manieren. Alles wat ik schrijf is steevast te lang. Ik laat me redelijk makkelijk provoceren door opzettelijke domheid. Ik wind me echt heel erg op over oriëntalisme, of wat in andere contexten min of meer verholen racisme heet. Zelfbeheersing is dan ver te zoeken. Maar het geldt ook voor dingen die ik leuk vind. Zo laat ik me zo in de luren leggen door wat goed geschreven is. Ik zou Winston Churchill dan ook zo minister-president van Nederland maken. Wat zeg ik, president van Europa. Een nieuwe schrijver gevonden? Dan moet ik meteen het hele oeuvre hebben en lezen. En dan heb ik het nog niet eens gehad over rood vlees. Het is in deze tijden lastig om te zijn en nog lastiger om er eerlijk over te zijn: ik ben qua aanleg een soort übervleeseter. Een Tyrannosaurus Rex met een streepjesblouse en een PhD. Ik kan er niets aandoen, maar mijn lichaam zou het liefst enige kilo’s rood vlees (zo rauw mogelijk) per dag naar binnen werken. Dat doe ik niet. Sterker nog, we eten thuis steeds minder vlees en geregeld ook helemaal niet. Maar ik begrijp heel goed hoe je twee kilo bijna rode biefstuk naar binnen kunt werken en dan heel gelukkig kunt zijn. Ik hou nu op hierover te schrijven, want geloof het of niet, ik begin te likkebaarden.
Ik lieg altijd over… Hoever ik ben met iets afmaken.Nou ja, liegen… pathologisch positief inschatten wellicht? Ik loop chronisch achter met zo’n beetje alle boeken, artikelen, vertalingen en teksten die ik moet schrijven. Aan de ene kant het gevolg van mijn manier van planning (op zo’n beetje alles wat leuk lijkt ja zeggen, en dan met ogen dicht en een toenemend gevoel van wanhoop stug doorwerken) en van altijd teveel te doen hebben, maar aan de andere kant het gevolg van een nog immer overeind staand zelfvertrouwen (dat al menige gevoelige tik heeft moeten incasseren) dat ik het op de een of andere manier wel zal rooien. Word ook geregeld geconfronteerd met een mailtje waarin wordt gevraagd hoever ik met iets ben, terwijl ik helemaal vergeten was dat te doen en er tijd voor te maken. Ik verveel me dan ook nooit.
Ik kan me niet beheersen als… Eigenlijk hierboven al beantwoord, maar om er even op terug te komen: oriëntalisme. Die geinstitutionaliseerde, volkomen geaccepteerde en zelfs ietwat chique manier om neerbuigend te kijken naar Azie, naar het Midden-Oosten. Soms banaal (Zwarte Piet-debat anyone?), soms fundamenteel voor ‘ons’ zelfbeeld (‘Aziaten werken hard maar zijn niet zo creatief als wij’ of ‘Het is eigen aan de Oosterse cultuur om na te apen in plaats van uit te vinden’ en meer van dat soort stuitend domme en nauwelijks verholen racistische uitingen). Het is wijdverbreid in Nederland en bon ton. Daar erger ik me ontzettend aan. Om allerlei redenen. Het is racistisch. Het laat ons toe de ogen te sluiten voor een werkelijkheid waarin we minder belangrijk zijn dan we waren (of zouden willen zijn). En we doen alsof het niet racistisch is. Zelfs op de toch min of meer progressief aandoende school waar onze oudste naartoe gaat bleek dat het normaal was om hartelijk te lachen om ‘spleetogen’ (waarom valt niemand over dat woord? Voor mij is het evenzeer taboe als het N-woord) en wee je gebeente als je niet gezellig meedoet en ook geen ‘spleetogen’ trekt. Groot probleem in dezen is dat dit niet als racisme wordt gezien (“Maar ze hebben toch ook spleetogen?”) en dat wat je godzijdank onderhand niet fatsoenlijkerwijs meer over een Surinamer of Afrikaan kunt zeggen, nog wel kunt zeggen over een Chinees, Koreaan of Japanner (“Ze lachen wel beleefd, maar…”). Kijk maar eens naar de gemiddelde berichtgeving in de kranten over Noord-Korea: een aaneenrijging van raciale stereotypen die nuchtere analyse belemmert.
Ik zou mijn geliefde dumpen voor… Mijn geliefde dumpen? Ha! Ik ben allang blij dat ze mij nog niet heeft gedumpt!
hassnae[at]aichaqandisha.nl