Iedere keer als ik een restje overhoud na het eten ben ik in dubio: bewaren of weggooien. Mijn opvoeding zegt bewaren, de ratio weggooien. Met een enorm schuldgevoel gooi ik het dus weg omdat ik weet dat ik nooit meer iets met die piepkleine restjes doe.
Ik lijd aan een ernstig etensrestjestrauma. In de ijskast van mijn ouders stonden altijd kleine bakjes met een wit uitgeslagen aardappeltje, een verschrompelde sperzieboon en een eenzaam bloemkoolroosje. Wat mijn moeder daar uiteindelijk mee deed is me nooit helemaal duidelijk geworden. Maar het stond er altijd en mocht onder geen beding weggegooid worden. Er iets van zeggen was helemaal uit den boze. Soms vergat ik dat en had daar dan subiet spijt van. Mijn moeder werd woedend. Ik moest me met mijn eigen zaken bemoeien (waar ze groot gelijk in had). En ik had de oorlog niet meegemaakt.
Diverse ondefinieerbare dingen
Ooit gooide ik eens, toen ik bij mijn ouders lunchte, een stuk groen uitgeslagen kaas in de vuilnisemmer. Het zag er ongelooflijk goor uit. Dat was bijzonder stom. Mijn moeder belde me ’s middags op mijn werk en vroeg achterdochtig of ik wist waar het stuk brandnetelkaas was gebleven. ‘Geen flauw idee’ loog ik met het zweet op mijn voorhoofd. Daarna heb ik nooit meer iets bij mijn ouders weggegooid.
Later kregen mijn ouders een compostton in de tuin en verfijnden ze de kunst van het bewaren. Aan de tuindeur hing een plastictasje waarin schillen, koffiefilters en diverse ondefinieerbare dingen werden gestopt. Als het tasje vol was leegde mijn vader het in de ton.
Om bij te dragen aan een beter milieu stonden er op het aanrecht lege yoghurt- en karnemelkpakken waarin dan weer ander afval werd weggegooid. De keuken werd een op zichzelf staand ecosysteem. Toen mijn moeder mij tijdens haar ziekte eens vroeg of ik de keuken wilde schoonmaken kreeg ik de schrik van mijn leven. Ik tilde iets op en er vloog meteen een ongelooflijke zwerm fruitvliegen door de keuken. Het waren er zoveel dat het voor biologen een feest zou zijn geweest. Een kleine 300 jaar determineren zat op muren, kastdeuren en ramen. Ik ben een uur bezig om een deel van die kutbeesten met een theedoek op te jagen maar het was onbegonnen werk.
Mooie schimmelcultuur
Het hergebruik van die lege melkproduct pakken bezorgde mijn ex en mij ooit een enorme lachstuip. Tijdens eens van onze jaarlijkse familievakanties had mijn ex een rijsttafel voor de familie gekookt. Daar bleef een behoorlijke hoeveelheid van over. Op de dag van vertrek, terwijl ik de koffer aan het inpakken was, riep mijn ex me. ‘Kom eens mee’ fluisterde hij terwijl hij me met zijn vinger wenkte. Ik liep achter hem aan naar de zitkamer. Daar vandaan was een doorkijkje naar de keuken. Ik zag mijn ouders op de rug terwijl ze stilzwijgend het restant van de nasi in lege pakken karnemelk over schepten. We legden allebei onze hand op onze mond en maakten verstikte geluiden van het ingehouden lachen. Helaas hoorde mijn moeder dat. Ze draaide zich meteen om en zei kribbig ‘Daar kunnen wij vanavond nog heel mooi van eten!’
Als ik nu zelf een restje weggooi in de pedaalemmer hoor ik eigenlijk vrijwel meteen de stem van mijn moeder. Dat ik daar nog heel mooi van had kunnen eten. Maar ik ken mezelf. Dat restje wordt dan in de ijskast een mooie schimmelcultuur en verdwijnt uiteindelijk alsnog in de pedaalemmer. Maar bij ieder restje dat ik weggooi is er toch dat licht knagende schuldgevoel. En ik vrees dat dit tot mijn dood zo zal blijven.
rebecca[at]aichaqandisha.nl