De lagere school waar ik in de jaren 60 op zat was zelfs voor die tijd al ouderwets. We leerden schrijven met inkt en kroontjespen aan een klein houten tweepersoonsbankje met ingebouwde inktpotten. Mijn lange vlecht werd regelmatig door jongens die achter me zaten in de inktpot gedoopt. Als ik dan opstond liet ik tot grote hilariteit een enorm, druipend inktspoor achter. Schrijven met inkt was voor mij sowieso een drama. Ik probeerde het zo netjes mogelijk te doen maar steeds vielen er een enorme druppels op mijn schrift die ik dan mocht weghalen met vlekkenwater. Mijn schrift zat vol kale, uitgebleekte plekken. Soms deed ik het ook wel expres om een excuus te hebben de grote bruine glazen fles, waar het vlekkenwater in zat, uit de kast op de gang te mogen halen. In die kast stonden ook de flesjes gekleurde ecoline waarmee je mocht schrijven als je 5 stempels en een plaatje had gekregen voor een foutloos dictée in een mooi handschrift. En de stempels (konijnen, aapjes, vogels, honden en katten) lagen er, naast het mooie stempelkussen. Onderweg draaide ik stiekem de dop al een beetje los en om het vlekkenwater, wat ik zo lekker vond ruiken, al een beetje op te kunnen snuiven. Ook als kind was ik al verslavingsgevoelig.
Monsterlijke opdrachten
Het allerergst waren de handwerklessen. Vooral omdat de jongens dan in het aangrenzende lokaal gymnastiekles kregen. Terwijl de meisjes werkten aan monsterlijke opdrachten hoorden we de jongens lachen en rennen en met een bal spelen. Wij zaten aan een lange tafel en luisterden gedwongen naar de elpee met de filmliedjes uit The Sound of Music want dat vond de handwerkjuf gezellig. Talent voor handwerken had ik niet. Met de juf had ik voortdurend ruzie, voornamelijk omdat ze me ervan beschuldigde de werkjes opzettelijk te saboteren. Dat was maar ten dele waar. Ik wilde niet handwerken maar kon het ook echt niet. Ook discussieerde ik voortdurend met haar over het feit dat de jongens lekker mochten gymmen en de meisjes dan stil aan een beddensprei moesten werken. Vaak snoerde ze me autoritair de mond en liet luid en duidelijk weten dat ze me maar een brutaal mormel vond.
Mijn breiwerkjes waren vies en vormeloos terwijl mijn klasgenoten wanten, mutsen en thee- aanvattertjes tevoorschijn toverden. Van de borduurwerkjes werd ik bijna gek. Als iedereen de opdracht al klaar had was ik nog steeds bezig de eerste zijdedraad te splitsen die steeds viezer werd van mijn handen en het beetje spuug dat je daarvoor moest gebruiken. Wat daar de reden voor was weet ik niet meer.
Levenslange haat
Nooit van mijn leven vergeet ik het vreselijke poppenjurkje met smokwerk aan de bovenkant. Mijn jurkje had geen model, het smokwerk zag eruit alsof ik geprobeerd had een draad uit een breiwerk te trekken, de geborduurde kruissteken zaten scheef en los. Ik had er zo op gezwoegd maar het lukte me gewoon niet. De juf was zwaar verbolgen over het vreselijke resultaat en timmerde het aan de muur met een briefje ernaast met mijn naam er heel groot op geschreven. Nu kon iedereen me uitlachen. Na twee dagen was ik het zat, trok de jurkvan de muur en verscheurde het briefje. ‘Bel mijn vader en moeder maar’ zei ik brutaal ‘Ik heb ze toch allang verteld dat u me voor gek heeft gezet’.
Die handwerklessen hebben me een levenslange haat opgeleverd tegen handwerken en The Sound of Music. Handwerken weiger ik tot de dag vandaag te leren. Soms naai ik een knoop aan of repareer een stukje zoom. Maar ik ga niet voor de lol de nijvere vrouw spelen die hele kledingstukken uit haar linkermouw tovert. Daar zijn winkels voor waar ze kant en klaar verkrijgbaar zijn. En als ik de eerste klanken van The Sound of Music hoor wil ik ineens rondjes draaien op een alpenwei, maar dan wel loeihard gillend terwijl ik mijn haren uit mijn hoofd trek.
Toen ik al een aantal jaar op de middelbare school zat kwam ik bij toeval mijn oude handwerklerares tegen. We verstijfden allebei maar konden elkaar ook niet negeren. Ze vroeg hoe het met me ging en ik stelde beleefd dezelfde vraag terug. In een poging grappig te zijn vroeg ze ‘En? Nog steeds zo’n ondeugend eigenwijs meisje?’ Precies de vraag die je niet aan een 14-jarige moet stellen. Ik viel stil en keek haar vernietigend aan. Ze keek me onzeker aan, draaide zich snel om terwijl ik haar hoorde mompelen ‘Ik dacht het al. Niets veranderd’.
rebecca[at]aichaqandisha.nl