Het Amsterdamse wijf

jose maria lopez mezquita cuerda de presos

De bus gleed als een helverlicht aquarium door de donkere oceaan van de Friese velden. Een chauffeur zat in het enige donkere hoekje voorin. Behaaglijk warm zaten twee scholieren achterin. Moe, aangeschoten en stil.

De bus schept uit de duisternis een verloren schaap op. Een krakerige stem roept de naam van het dorp waar ze naartoe wil. Die onvergetelijke stem: krakerig en plat Amsterdams (normaal hoorde je op die lijn alleen zangerig Fries of hobbelig Nederlands). Ze gaat vooraan zitten, hoog op de stoel van de wielkast. Haar haren zijn halflang, rood geverfd en verward als een rietveld. Haar gezicht is een diep reliëf, boven haar mond een grijzig snorretje over parallelle groeven. Voor nu is ze stil. Als de buschauffeur bijna verkeerd rijdt – een moment van zwakte – wijst ze hem de juiste weg. Dan vraagt ze of hij uit deze streek komt. Het antwoord “nee” was onbelangrijk eigenlijk. Het fungeerde als een doorn in een luchtbed. Het bordje met “niet spreken met de chauffeur” was nu machteloos.

Moederziel alleen
Ik had haar levensverhaal al meerdere keren gehoord. Bijna dwangmatig vertelde ze het, alsof ze leegliep en er niks tegen kon doen. Ze was al oud. Als opstandige tiener had ze haar Friese dorpje verlaten om het geluk te zoeken in Amsterdam. Even dacht ze dat ze het gevonden had, maar haar man verliet haar. Ze raakte aan lager wal en haar zoon ging aan de drugs. In het diepst van haar dal was ze gered door het Leger des Heils. Haar zoon vroeg haar op een keer, toen hij ernstig ziek was, waar God was. Ze zei “God is bij je, God is bij je”. Hoe het met die zoon afgelopen was, vertelde ze nooit, maar nu woonde ze weer hier. Moederziel alleen. Ze praatte altijd tot ze bij haar halte kwam.

Later die avond ging haar levensverhaal opnieuw over tafel, in een kleine kantine bij de remise. De buschauffeur vertelde het aan zijn vermoeide en zwijgzame collega’s. Terwijl ze koffie dronken uit papieren bekertjes, lichtten de ogen van de andere chauffeurs op van herkenning. Ook zij hadden haar gezien. Die maandag vertelde één van de scholieren tegen een vriendin: “het Amsterdamse Wijf zat weer in de bus”. Lachend riep ze: “God is bij je”. Haar levensverhaal zal nog lang spoken door de hoofden van scholieren en buschauffeurs, ook al is ze al jaren dood.

God hebbe haar ziel.

Marten

info[at]aichaqandisha.nl