foto’s: © Annelies Verhelst
De beste filmregisseur van dit moment is wat mij betreft Hirokazu Kore-eda. De ingetogen wijze waarop hij gezinsdrama’s vastlegt, of het nou gaat om een scheiding of het verlies van een zoon, levert altijd films op die je raken en die beklijven.
Dat het decor altijd typisch Japans is, met Japanse begrafenisrituelen, de Japanse sociale hiërarchie, verhindert niet dat Kore-eda’s films het ook buiten Japan goed doen. Wat de regisseur altijd indringend laat zien is dat liefde, eenzaamheid, verdriet overal hetzelfde is, en om dezelfde dingen.
Begrafenis
Ook zijn nieuwe film, Umimachi Diary, wat ‘Dagboek uit een dorp aan zee’ betekent, stelt niet teleur. De film heeft buiten Japan de titel Our Little Sister gekregen en is gebaseerd op een mangareeks van Akimi Yoshida.
Het gaat over drie volwassen zussen die met elkaar in een groot huis wonen. Op de begrafenis van hun vader, die hen en hun moeder had verlaten voor een andere vrouw, ontmoeten ze voor het eerst hun jonge halfzus Suzu, die hun uitnodiging accepteert om bij hen te komen wonen.
Charismatisch
We leren de zussen vervolgens kennen aan de hand van hun gesprekken, hun gezamenlijke maaltijden, hun ruzies, de confrontatie met hun vervreemde moeder en de ontmoetingen met de andere dorpelingen, waaronder de uitbaatster van een eethuisje en één van haar vaste klanten, gespeeld door de altijd charismatische Lily Frankie.
Hemelbestormend wordt het nooit, maar misschien zit de kracht van Kore-eda’s films juist in het feit dat we naar mensen kijken die precies dezelfde gewone levens leiden als wij, en precies dezelfde fouten maken. En dat we daar troost uit putten, of geruststelling.
Stroopwafels
Kore-eda was een paar weken geleden in Amsterdam om Our Little Sister te promoten. Een mooie gelegenheid om hem eens te ontmoeten. Gewapend met een Hollandsch blikje ambachtelijke stroopwafels trof ik in het Ambassade Hotel een dodelijk vermoeide en snipverkouden Kore-eda die me beleefd edoch afstandelijk te woord stond. Ik kreeg geen minuut langer dan een halfuur en omdat ik twee keer werd geprikkeld door Kore-eda’s antwoorden en daarover doorvroeg, kwam ik niet toe aan twee belangrijke thema’s die ik met hem had willen bespreken, namelijk kinderen regisseren en eten en drinken.
Ik las dat u de manga Umimachi Diary aanvankelijk letterlijk wilde verfilmen, maar dat u tenslotte toch gekozen hebt voor een scenario dat losjes op het boek is gebaseerd. Wat is daarvan de reden?
‘Het was alweer een tijd geleden dat ik een niet-origineel scenario heb verfilmd en aanvankelijk wilde ik een aantal fragmenten uit de manga nemen en die in een bepaalde volgorde verfilmen. Maar Umimachi Diary bestaat uit dagboekfragmenten van verschillende personages in het boek en daardoor werd het heel fragmentarisch, er was geen ‘flow’, zoals dat in een film moet. Dus uiteindelijk ben ik afgeweken van de verschillende vertelperspectieven in het boek en heb ik één perspectief genomen, namelijk dat van de overleden vader, die vanuit de hemel zijn dochters gadeslaat.’
Je zou denken dat je met een manga geen storyboard meer nodig hebt. Bij beiden gaat het om reeksen plaatjes die een sequentie vormen.
‘Op het eerste gezicht misschien, maar in een manga wordt gespeeld met de grootte en de compositie van de plaatjes, dus je kunt een manga niet één op één verfilmen. Er zijn wel bepaalde passages in dit boek die ik zo belangrijk vond dat ik ze zo goed als letterlijk heb overgenomen. De scène, bijvoorbeeld, waarin de vier zussen voor het eerst echt bij elkaar komen en de jongste zus dronken is geworden van de pruimenwijn, en met de anderen vanuit het huis naar de pruimenboom in de tuin kijkt. Dat is een cruciale scène in het boek en in de film.’
Je hoort wel zeggen, door makers van westerse strips, dat strip de ‘poor man’s film’ is.
‘Dan is de status van manga in Japan toch hoger. Terwijl je bij film nogal eens beperkt bent in je budget en dus in je mogelijkheden, kun je in manga al je creativiteit kwijt.’
Nee, maar dat is precies wat er met die uitspraak wordt bedoeld. Het valt me op dat uw films zich meestal afspelen in het milieu van de hogere middenklasse. Waarom is dat?
‘Dat doe ik niet heel bewust. Het hangt van het script en de acteurs af. Het is trouwens ook niet altijd zo. Mijn film ‘I wish’ speelt zich af in een lager sociaal milieu en mijn volgende film gaat ook over het arbeidersmilieu, met mensen in flatjes. In mijn voorlaatste film, Like Father Like Son, had ik een acteur in de hoofdrol, Masaharu Fukuyama, die niet zou overtuigen als arbeider en daarom speelt het verhaal zich af in de hogere middenklasse.’
Betekent dat, dat uw scenario’s naar de acteurs zijn toegeschreven?
‘Doorgaans is er al een scenario als we de acteurs casten, maar bij Like Father Like Son stond de hoofdrolspeler al vast. Dat scenario is inderdaad naar hem toe geschreven.’
Er is altijd een grote afwezige in uw films. Een overleden zoon, een geliefde die zelfmoord heeft gepleegd, een moeder die altijd de hort op is, en in deze nieuwe film een overleden vader.
‘Daar slaat u de spijker op de kop. In Still Walking is bijvoorbeeld iedereen zich constant bewust van de leegte, die is achtergelaten door de verdronken oudste zoon vanwege de invloed, die hij op ieders leven had. In Our Little Sister is dat inderdaad die overleden vader.’
Oordelen over uw personages doet u nooit. Dat laat u nadrukkelijk aan de kijker over. Daarin lijkt u sterk op één van mijn andere favoriete regisseurs, Mikio Naruse, die van de jaren dertig tot de jaren bijna honderd films maakte.
‘Dat is me eerder gezegd, en toen realiseerde ik me pas dat dit inderdaad zo is en dat Naruses werk me waarschijnlijk daarom zo aanspreekt. Regisseur Yasujiro Ozu, bekend van onder andere Tokyo Story, is veel minder terughoudend in het vellen van een oordeel. Er zit altijd een sterke boodschap in zijn films over de wijze waarop je volgens hem zou moeten leven.’
In zowel Naruses werk als dat van u moeten de vrouwen altijd alle leed dragen en zijn de mannen sukkels.
‘Nou, in de films van Kenji Mizoguchi lijden de vrouwen pas echt! Maar het is wel waar wat u zegt: de vrouwen in mijn films moeten, behalve hun eigen tekortkomingen, ook nog die van de mannen dragen. Het heeft te maken met mijn eigen leven: mijn vader was niet de sterkste en slimste in huis, alles kwam neer op mijn moeder.’
Dat had te maken met het oorlogsverleden van uw vader, heb ik begrepen. Hij is krijgsgevangene geweest in een Siberisch werkkamp.
‘Dat heb ik ook lang gedacht, dat dat de reden was dat mijn vader het nogal eens liet afweten, maar mijn moeder wees dat resoluut af. ‘Er hebben heel veel mannen in werkkampen gezeten en de meesten doen gewoon netjes wat er van ze verwacht wordt’, zei ze. Het is dus nogal gemakkelijk om dat als excuus te gebruiken.’
Zijn uw films in meer opzichten beïnvloed door uw eigen leven?
‘Nou ja, vanwege de situatie met mijn ouders heb ik nooit zoveel gekund met de macho’s in Hollywood-films, de mannen die de vrouwen beschermen.’
Seksualiteit is altijd nadrukkelijk afwezig in uw films. Vooral in Our Little Sister, dat immers gaat over drie jonge vrouwen met relaties en een meisje in de puberleeftijd, viel me op dat seksualiteit vrijwel niet aan de orde was.
‘Had u graag bedscènes gezien dan?’
Ik heb het over seksualiteit, niet over seks. In Naruses films zitten ook geen bedscènes en is nooit naakt te zien, maar onderhuids is seksualiteit altijd aanwezig. Het is altijd een thema.
‘In plaats van seks wordt er veel gegeten in mijn films. Op mijn eigen manier heb ik het thema van seksualiteit wel geprobeerd te behandelen, vooral in de scene waarin één van de zussen met haar minnaar belt en zich opeens heel erg bewust is van het feit dat ze overspel pleegt. Dat is de seksscène in mijn film.’
‘Our Little Sister’ draait vanaf vandaag in de bioscoop.
info[at]aichaqandisha.nl