Er is iets met schrijvers die denken dat als ze tijdens literaire ontmoetingen maar lang en vaak genoeg strooien met namen van andere auteurs, ze dan vanzelf interessanter of intellectueler overkomen. En alsof die schrijvers al niet slaapverwekkend zijn, doet het publiek er vaak nog een schepje bovenop: ‘persoonlijk ervoer ik Baudelaire..’ Blaah, blaah, blaah. Intellectueel exhibitionisme. Literaire verpisserij.
Ik ben er niet voor gemaakt. Ik word er intens moe en verveeld van. ‘Zie mij eens belezen zijn, ben ik nu niet geweldig.’ Ik heb het zelfs eens tijdens een bruiloftsfeestje meegemaakt dat de Master of Ceremony uiteen ging zetten waarom het huwelijk niks voor hem was (voorbijgaand aan het feit dat we daar niet voor hem waren), want Nietzsche dit en Freud dat en weet ik veel wie en wat nog meer. Alsof hij zich en plein public voor de spiegel aan het bevredigen was. Zie mij, hoor mij, ben ik niet fantastisch!
Zo ook recent, toen ik uitgenodigd was voor een literaire ontmoeting in Tunis, werd ik overkomen door een gevoel van complete vervreemding en eenzaamheid. Iedereen om me heen leek aandachtig te luisteren en te knikken, maar ik verlangde hevig naar lichtvoetiger omgevingen.
In het begin raakte ik heel erg geïntimideerd door dit soort mensen. Ik voelde mijn hoofd warmer worden en begon snel na te denken of ik Flaubert of Hardy niet snel kon aanhalen. Vroeg me paniekerig af of ik door de mand zou vallen als ik toegaf Ulysses niet te hebben gelezen en de tweede helft van Tom Sawyer totaal overbodig te hebben gevonden.
Maar dan begin je het trucje te doorzien. Je ziet deze literaire potloodventerij namelijk ook in veel stukken van auteurs die er geen enkel misverstand over willen laten bestaan dat ze echt héél erg belezen zijn. Het een na het andere citaat van allerlei zwaargewichten vult de stukken, maar ik vraag me dan altijd af: waarom een stuk schrijven als je niet zelf alle argumenten kunt verzinnen en je gretig moet shoppen bij anderen om überhaupt je punt te kunnen maken?
Want dat is meteen de ironie van mensen die graag pronken met andermans literaire veren: zelf kunnen ze blijkbaar niets verzinnen en dus tooien ze zich maar met de bevindingen van anderen die wel in staat waren coherente gedachten en literaire zinnen te formuleren.
Intellectuele armoede.
hassnae[at]aichaqandisha.nl
Een reactie op “Literair exhibitionisme”