Iedereen die mij een beetje kent weet dat ik een pesthekel heb aan het huishouden. Het is een eeuwig terugkerend iets. Het houdt nooit op. En goed beschouwd dient het geen enkel doel. Nadat de afwas is gedaan bijvoorbeeld staat er meteen weer een mysterieus vies kopje op het aanrecht. Of een bord. Of bestek. En dan begint het hele kutritueel weer opnieuw. Met stofzuigen gaat het idem dito. Je hebt het apparaat nog niet opgeborgen of alles zit weer onder het stof. De tijd die je besteed aan deze nutteloze bezigheden kun je ook gebruiken om een boek te lezen, een stuk te schrijven, iets uit te vinden of te dagdromen.
Een jaar of 25 geleden hield ik ook al niet van huishoudelijke bezigheden en besloot om een werkster te nemen. Op zich vond ik dat wel griezelig want werksters horen bij mevrouwen en ik ben geen mevrouw. Na eindelijk definitief de knoop te hebben doorgehakt kwam ik terecht bij Martha. Martha was een geweldig wijf, een soort Ma Flodder met de stem en het accent van Diana Charité. Als ze lachte ging dat langzaam over in een zware blafhoest.
Hasjcake
Jarenlang was ze werkster geweest in het Paard van Troje in Den Haag. Daar kon ze geweldige verhalen over vertellen. Zo vertelde ze me dat ze een keer, toen ze het Theehuis in het Paard aan het schoonmaken was, tot haar verrassing een grote schaal met cake aantrof. Tijdens het stofzuigen propte ze de ene plak cake na de andere in haar mond. In totaal had ze 6 stukken cake gegeten. Na een half uur werd ze bewusteloos op de vloer aangetroffen door haar collega’s. Ze had ongeveer een pond hasjcake naar binnen gewerkt en was totaal out gegaan. Daarna is ze (volgens eigen zeggen) een half jaar stoned gebleven.
Toen ze de eerste keer kwam had ik de avond ervoor als een neuroot het hele huis schoongemaakt. Dat had ze meteen in de gaten en zei dat ik dat niet moest doen. ‘Laat jij nou maar gewoon alles staan. Ik zorg wel dat het in orde komt’. Hoewel ik me steeds een beetje schuldig voelde liet de ik de afwas voor haar staan en de stofnestjes in de hoeken liggen.
Aanstaande vertrek
Nadat ze een paar weken bij mij gewerkt had kwam ik erachter dat ze eigenlijk niet zo heel veel uitvoerde. Oké, ze deed de afwas (waar ik haar dankbaar voor was). Verder gooide ze een fles bleekwater door het huis, rookte al mijn sigaretten op en ging vervolgens anderhalf uur met mijn hondje Norit wandelen. Eén keer schrok ik me een rolberoerte toen ik iets eerder terug kwam uit mijn werk en een piepkleine baby in mijn bed aantrof die daar lag te ronken. Toen Martha na een half uur met Norit terugkwam zei ze laconiek ‘Hebbie me kleinzoon gezien?’
Omdat er eigenlijk steeds iets was had ik na een paar maanden alweer schoon genoeg van mijn bestaan met werkster. Nu moest ik haar ontslaan en dat vond ik een ramp. Hoe zou ik dat gaan aanpakken? Ze was verder zo aardig en had het geld dat ze verdiende met haar schoonmaakklussen zo hard nodig. Eerlijk tegen haar zeggen dat ik er een beetje genoeg van had dat ze bijna geen flikker uitvoerde kon ik niet over mijn hart krijgen. Maar wat dan? Zo ging de ene week na de andere voorbij zonder dat ik met één woord repte over haar aanstaande vertrek. Tot ik bedacht dat ik tegen haar zou zeggen dat ik zelf minder ging werken (een leugen) en daardoor zelf tijd had om het huishouden te doen. Heel even was ik opgelucht.
Een grote bende
De eerstvolgende keer was Martha nog geen vijf minuten binnen toen ik, een beetje buiten adem en met een rare schrille bibberstem mijn verhaal afstak. Daarna haalde ik diep adem en keek haar angstig aan, bang dat ze door mijn leugen heen zou prikken. Ze haalde haar schouders op en zei onverschillig ‘Jammer. Wanneer houdt het op?’ ‘Volgende week’ loog ik daadkrachtig. Het had geen zin om dit nog weken te laten doorslepen. Buiten leunde ik even opgelucht tegen een muurtje: ik had de knoop doorgehakt.
Er waren bloemen op Martha’s laatste werkdag en een pakje sigaretten. We pakten elkaar bij het afscheid even stevig vast. Ik wenste haar heel veel succes met alles en voelde me een vreselijke hypocriet. Het was de eerste en de laatste keer dat ik een werkster had. Hoe erg mijn haat voor het huishouden ook is, ik vond het nog veel erger dat iemand anders het voor me moest doen en dat ik die persoon dan ook op de vingers zou moeten tikken omdat ik vond dat iets niet goed gedaan was (wat ik overigens nooit gedaan heb). Dat laat ik toch liever aan mevrouwen over die het leuk vinden om de baas te spelen. Nu doe ik het huishouden al jaren alles weer zelf. Mijn huis is één grote bende van boeken, kranten, papieren, katten en afwas.. Soms droom ik heel even stiekem van een werkster. Maar dan denk ik aan Martha. En dan ga ik toch maar weer zelf vloekend, tierend en chagrijnig aan de slag. Kon ik mezelf maar ontslaan.
rebecca[at]aichaqandisha.nl