Rebecca’s vrolijke kerstfeest

Foto: /Flickr

Foto: Flickr

In mijn ouderlijk huis werd niet veel aan Kerst gedaan. Als kind vond ik dat jammer. De weinige keren dat er een boom werd gekocht zorgde dat voor drama’s. Althans, ik maakte er een drama van. Mijn moeder vond namelijk dat we zelf kerstversieringen moesten maken. Voor mij met mijn 3 linkerhanden was dit een regelrechte straf. Mijn van karton gemaakte engeltjes leken op plakken vogelpoep met glitter. Daarnaast kregen we ieder jaar van mijn grootmoeder iets uit de Derde Wereldwinkel (want verantwoord) om in de boom te hangen. Saaie engeltjes van vilt of soort stro. En er moesten altijd echte kaarsjes in de boom. Dat zorgde voor stress. Er stond altijd een emmer met zand en een emmer met water en een spons naast de boom. Terwijl de kaarsjes branden keek mijn vader voortdurend vanuit zijn ooghoek of de boom niet in de hens was gevlogen.

Ik vond het vreselijk allemaal en was jaloers op vriendinnen die thuis een boom hadden vol gekleurde ballen en een trompet en een vogeltje. En elektrische lampjes. En slingers. En engelenhaar. Van mij hoefde het op een gegeven moment niet meer. Bovendien was ik intussen op een leeftijd gekomen dat ik Kerst een burgerlijk kutfeest vond. Vanaf dat moment waren kerstdagen gewone dagen met gewoon eten. Wel stond er dan altijd een kaars op tafel die onmiddellijk, nadat wij ons bestek hadden neergelegd, door mijn vader werd gedoofd.

Voorgevoel
Mijn verbazing was dan ook groot toen mijn moeder ons, we waren inmiddels allemaal het huis uit, ineens uitnodigde om op Kerstavond te komen eten. ‘Waarom?’ vroeg ik aan mijn moeder. Dat vond zij weer een rare vraag. Dat was toch gezellig?

Op de dag dat we bij mijn ouders zouden gaan eten had ik een onbestendig voorgevoel. Ik werd er zo onrustig van dat ik boodschappen ging doen. Voor de zekerheid besloot ik een pan soep en een salade te maken. Net toen ik de laatste hand aan de salade legde kwam mijn vriend thuis. ‘Wat ben jij nou aan het doen??’ vroeg hij verbaasd. Ik legde hem uit dat ik een raar voorgevoel had en voor de zekerheid maar wat eten had gemaakt. ‘Maar het is een kerstdiner! Je bent gek!’ riep hij. Zelf uit een gezin komend waar de hoorn des overvloeds was uitgevonden kon hij zich niet voorstellen dat de krokant gebakken kippen en het sappig ooft zijn mond niet zouden binnenvliegen. We kregen slaande ruzie. ‘Wacht nou maar af’ zei ik nadat de boel weer gesust was, ‘misschien heb ik ongelijk’.

Cracottes
Toen we hadden aangebeld bij mijn ouderlijk huis en mijn moeder de deur open deed wist ik meteen dat mijn voorgevoel me niet bedrogen had. Mijn moeder zag eruit als een dweil en had een licht agressieve blik in haar ogen. Met een ‘Ja! Ik had geen zin om te koken!’ werden we begroet. ‘Oh brother’ dacht ik terwijl ik even mijn ogen sloot, ‘Dit zou wel eens een heel lange avond kunnen worden…’.

We liepen de achterkamer in waar de rest van de familie al sukkelig rond de eettafel stond. Met een gemaakt vrolijk ‘Hoi!’ begroeten we elkaar. Daarbij keken we elkaar wanhopig in de ogen. Op de tafel stonden een aangebroken pak Cracottes, een aangebroken pak sesam crackers, een stukje zweetkaas en een pakje Boursin. Als pièce de resistance had mijn moeder nog een pannetje tomatensoep. Hier moesten we met 8 personen van eten… Beleefd als we waren boden we steeds het laatste van iets aan de ander aan. ‘Nee, neem jij die laatste cracotte maar hoor. Ik zit vol’ logen we terwijl we bijna flauw vielen van de honger. Ondertussen liep mijn moeder driftig rond en deed snibbig en kortaf. Mijn arme oudste zus, die zich altijd zwaar verantwoordelijk voelde, probeerde met de moed der wanhoop de sfeer er nog een beetje in te houden. Maar op een gegeven ogenblik gaf zij het ook maar op.

Slappe lach
Hoe de rest van de avond is verlopen weet ik niet meer. Alleen dat we rond een uur of kwart voor 9 allemaal een vermoeidheid veinsden en naar huis gingen. Eenmaal buiten kregen we tegelijkertijd de slappe lach als kinderen die een hele middag verplicht hun mond hadden moeten houden. Mijn vriend was nog steeds in shock en zei voortdurend ‘Jezus, je had nog gelijk ook!’. Ik vertelde mijn zus en haar vriend dat ik voor de zekerheid maar een noodmaaltijd had gemaakt die middag. ‘Hahaha, ik ook!’ lachte mijn zus.

In de jaren daarna werd de kwaliteit van de Kerstdiners gelukkig beter. Vooral nadat wij voorzichtig hadden voorgesteld om te rouleren zodat we mijn ouders zouden ontlasten. Daardoor heb ik ook herinneringen aan kalkoenen en feestelijk overvloedige desserts. Maar deze ene Kerstavond in 1981 staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift.

signatuur rebecca

rebecca[at]aichaqandisha.nl