We hadden een huis gehuurd in het piepkleine dorp Celle dei Puccini in de Alpi Apuane. Het was een prachtig huis, grenzend aan de kerk, met een enorm terras waardoor we over het hele dorp konden uitkijken. Het dorp was grotendeels verlaten. Jongeren waren weggetrokken naar de grotere steden als Lucca en Firenze. Er was een handvol oude bewoners achtergebleven die leefden van het land en zelf olijfolie en wijn maakten.
De sfeer in het dorp was gemoedelijk en de bewoners lief. Het kind dat bij ons was had bijvoorbeeld last van de kerkklokken. Toen ik daar een keer terloops iets over zei tegen de koster werden we meteen ’s avonds gebeld: de kerkklokken zouden niet luiden zolang wij daar zaten. Als we rondjes door het dorp liepen werden we aangesproken en vaak uitgenodigd te komen proeven van de wijn of de olie. Een buurvrouw bracht ons geregeld verse eieren. Er was één restaurant in het dorp waar je alleen op afspraak kon eten. We zaten daar op een avond als enigen terwijl de eigenaresse ons van onder tot boven onder het meel bedekt bediende. Ondertussen was ze bezig met de volgende gerechten. Zelden heb ik zo lekker gegeten.
Sprookjeswereld
Het dorp heette pas Celle dei Puccini sinds de jaren 30. De herkomst is makkelijk te herleiden. In het dorp Celle had de familie Puccini (die oorspronkelijk uit Lucca kwam) een jacht- en vakantiehuis. De fascistische gemeenschap van Celle besloot een van de beroemdste Italiaanse componisten te eren door hun dorp naar hem te vernoemen en het familiehuis als museum in te richten. Anders dan de Duitsers generen Italianen zich totaal niet voor hun fascistische verleden. De enorme plaquette met ‘Cadeau van de fascistische gemeenschap’ hing nog pontificaal aan de gevel van het huis. Het museum was gek genoeg voortdurend gesloten.
Op een avond toen ik na het eten alleen een rondje door het dorp liep bleef ik even stilstaan bij het museum. Vrijwel direct ging de deur van het huis ernaast open en stapte een kogelronde man op me af. Hij droeg een hemdje en een wijde broek tot onder zijn oksels die werd opgehouden door heel korte bretels. Terwijl hij mij de hand schudde heette hij me welkom in het dorp en vertelde dat hij de beheerder was van het museum. Of ik even naar binnen wilde. Even later stapte ik de sprookjeswereld van Giacomo Puccini binnen.
Kimono’s
In de ruimte op de begane grond hingen prachtige kimono’s en was een schat aan oude Japanse schellakplaten uitgestald. Een cadeau van de vrouw van de Japanse ambassadeur aan Puccini die destijds bezig was Madama Butterfly te schrijven. Hij wilde de klanken van de Japanse muziek doorgronden ter inspiratie voor zijn opera. Stiekem raakte ik een van de prachtige 19e eeuwse kimono’s aan. De man lachte en wees naar het bordje waar heel groot Non Toccare (niet aanraken) op stond.
Op de bovenste etage waren de keuken, woon- en slaapkamers. Het leek net alsof de familie Puccini ieder moment terug kon komen van een jachtpartij. Er stonden bekers op tafel en in het afdruiprekje aan de muur (Italiaanser bestaat bijna niet) stonden borden. Het idee dat Puccini hier gezeten had, gepraat, gelachen en gewerkt maakte de atmosfeer magisch. En ik mocht daar helemaal alleen rondlopen en kreeg een exclusieve rondleiding. Het mooiste cadeau van de vakantie.
Luxueuze landhuizen
Rond de kerstdagen luister ik altijd naar mijn favoriete opera van Puccini, La Bohème. Terwijl ik naar de aria’s luister dwalen mijn gedachten altijd weer af naar het dorp en naar de mensen. Het dorp is inmiddels veranderd. De huizen die er rond de eeuwwisseling te koop stonden voor een appel en een ei kosten inmiddels een miljoen euro of meer. Waarschijnlijk allemaal grondig verbouwd tot luxueuze landhuizen. Dat mooie kleine dorp waarvan ik destijds dacht dat ik er nooit meer weg wilde (zoals altijd na mijn Italiaanse vakanties)… Ik zal er nooit meer een vakantie houden, bang dat de idyllische herinneringen die ik heb in één klap weggevaagd zullen worden. En die herinneringen wil ik voor eeuwig vasthouden.
rebecca[at]aichaqandisha.nl