Als je nauwelijks een hand voor ogen kunt zien, als je altijd dezelfde stank ruikt, neemt je gehoor toe, heb ik gemerkt. Een kwestie van overcompensatie. De laatste tijd reageer ik steeds heftiger op geluiden, vooral op muziek. Pasgeleden hoorde ik I’m not in love van 10CC en voelde ik Bianca’s lippen weer (onze eerste zoen in de fietsenstalling) en de Lambada deed me aan mijn eindexamentijd denken, maar bij Copacabana van Barry Manilow moest ik kotsen. Niet omdat het zo’n slecht nummer is – vroeger vond ik het volgens mij wel oké – maar alleen al die vijf lettergrepen die alle kanten opspringen, als twee hitsige tietjes van een Braziliaanse sambadanseres tijdens carnaval, bezorgen me een wee gevoel in mijn buik. Ik haat Copacabana, ik haat Tony, ik haat Lola! Ze belichamen, of beter gezegd verklanken voor mij alles wat ik verafschuw aan Rio de Janeiro, aan Brazilië …
O, ze weten het leuk te brengen, die Brazilianen, met hun reclamespotjes vol kleur, pracht en praal, met perfecte stranden vol perfecte lichamen. Maar het was me allemaal net te veel van het goede. Ik voelde me er misplaatst. Ik poets, al zeg ik het zelf, best goed mijn tanden, maar naast hen leek het alsof ik net een hap hopjesvla had genomen. En ik ben zowat elke week in de sportschool te vinden, maar waarom zijn mijn billen dan wel gevoelig voor de zwaartekracht en lijken die van hen met helium gevuld? Ik ben dus niet veel op het strand geweest. Al snel zocht ik mijn toevlucht in een bar, op loopafstand van mijn hotel: Tony’s Bar & Grill, hoewel ik die Grill nooit heb kunnen ontdekken. Daar raakte ik aan de praat met een aardige kerel, Heinz, net als de ketchup, een Duitser die er al jaren woonde. Hij was dik, zijn huid was vaal en hij had een kunstgebit, dus bij hem voelde ik me meer op m’n gemak. We gingen kaarten, tegen de verveling. Waarom niet? Buiten was het drukkend warm, binnen kreeg je harde tepels van de airco die Tony op volle toeren liet draaien.
Dronken
Heinz leerde me alle drankjes van de bar kennen, en hij leerde me hoe je kon kotsen zodat je daarna weer verder kon drinken. We speelden een spel dat ik nog niet kende. Heinz had het zelf bedacht, uit verveling. Het was niet moeilijk. Ik won, in het begin. Eerst een paar dollar, toen honderd, daarna duizend. Ik kreeg zijn horloge en zijn Ray-Ban, maar hij verloor nooit zijn humeur. Hij was mijn vriend. De laatste dag van mijn vakantie zakten we door. Ik had al uitgecheckt bij mijn hotel. We zouden kaarten tot de ochtend, dan zou hij me naar luchthaven Galeão brengen. Ik verloor, eerst een paar dollar, toen honderd, daarna de rest, maar net als Heinz niet mijn humeur. Het was goed zo. We stonden weer quitte.
Maar het was amper drie uur ’s nachts, te vroeg om te stoppen zonder uitgemaakt te worden voor lafaard. Dus gingen we door. Ik verloor al mijn geld, mijn eigen horloge, mijn eigen zonnebril, mijn camera … mijn vliegticket. Het was zes uur. Het werd weer licht. Ik was dronken. Ik was gesloopt. Heinz kwam met een oplossing, mijn escape, zoals hij het noemde.
Tien condooms
Hij nam me mee naar de keuken van Tony’s vrouw die zich Lola liet noemen, maar waarschijnlijk gewoon Manuela heette of Regina. Het stond al klaar, mijn escape: een glazen schaaltje met tien condooms. Ze waren zwart, condooms voor negers, stevig gevuld en tot compacte bolletjes gewikkeld. Lola stond er vol trots naar te kijken, alsof haar bolletjes waren verkozen tot de beste van Brazilië. Vraag niet hoe, maar ik heb ze naar binnen gewerkt, alle tien. Ik was maar net op tijd voor mijn vlucht naar Amsterdam. Heinz zwaaide nog naar me vanachter het glas van de gate. ‘Gute Reise!’ mimede hij.
Maar ik heb het vliegtuig niet gehaald. Een van de condooms zat blijkbaar toch niet goed dicht. Ze hebben m’n maag moeten leegpompen, maar ik heb het overleefd. En nu zit ik hier, met tweehonderd mannen in een ruimte waar eigenlijk maar plaats is voor tachtig. Het is veertig graden Celsius en aardedonker. Alleen hun tanden geven licht. En vanaf de binnenplaats klinkt Barry Manilow: she lost her youth and she lost her Tony, now she’s lost her mind…
Gert-Jan van den Bemd
Een reactie op “AQ’s verhalenwedstrijd: Lola, ik haat je”