Bifi

Lonely_Man__by_Turinklein

Mijn oude dorp is gelegen tussen twee dijken. Aan de ene kant stroomt het Merwedekanaal en aan de andere kant de rivier de Linge. Vroeger, toen het nog echt koud werd, bevroren de twee wateren en gingen mijn broers en ik erop schaatsen. We kwamen bijna altijd huilend thuis van de kou en gingen ons dan stilletjes snikkend laven aan de behaaglijke verwarming. Die ijzige winters zijn er niet meer, maar het uitzicht op het kanaal en de dijk vanuit mijn ouders huis is onveranderd: het grasveld, met daaraan vast het kleine slootje waar vaak onze bal in viel die er dan weer uitgevist moest worden, na het slootje de verhoging naar de dijk met een lange rij hoge bomen, en dan het kanaal waar ’s zomers jongeren zwemmen.

Als je aan de andere kant van het dorp over de kronkelige dijk rijdt, kun je rechts de helling af en dan kom je in het dorp dat als het ware ommuurd is door twee dijken die hoger liggen. Bij de hoek op de dijk staat het voormalige gemeentehuis.

Als kind gingen we met Koninginnedag liedjes zingen voor de burgemeester en andere mensen die gewichtig keken en mee zongen. Ik kende niet alle tekst uit mijn hoofd en ik kon amper de andere mensen zien, zo klein was ik als jong meisje. Piet Heijn was het lied waar ik het meest een hekel aan had. Piet Heijn, zijn daden benne groot. Ik begreep er niks van, en het lied stond me niet aan.

Gastarbeiders

Bij het gemeentehuis kun je naar beneden rijden of lopen en dan kom je in de winkelkern van het dorp. Vroeger was er alleen een slagerij, een kleine buurtsuper, een pompstation en een drogist, maar het aanbod aan kleinwinkeliers is inmiddels toegenomen. Verderop, op de Vlietskade, waar ook het industrieterrein is, is er een soort outlet, maar dan het soort outlet van voordat die term hier bekend werd. Het is een grote winkel die zowel meubels als kleren verkoopt en die tweemaal per jaar uitverkoop heeft. Mensen gingen vroeger massaal naar de uitverkoop en kochten zich suf aan allerlei muffe, tweederangs kleding.

Het dorpje was in die tijd, net als nu, voornamelijk blank. Dus er werd druk gepraat over al die ‘gastarbeiders’ die daar zakken vol kochten.

Op een dag, jaren later, ik moet rond de twintig geweest zijn, liep ik van de dorpskern naar mijn ouders huis. Toen ik over wilde steken naar de stoep en in een kronkelige, en toch ook rechte lijn naar huis wilde lopen, moest ik plotseling stoppen voor een auto die haast leek te hebben.

Witte gympen

Aangekomen bij de flat van mijn ouders, trof ik beneden bij de deur de buurman die wij Bifi noemden. Bifi is een droog worstje dat in een vacuümverpakking wordt verkocht. Bifi, de buurman, kreeg van ons die bijnaam omdat zijn broer op school die bijnaam had; die broer at namelijk altijd een Bifi-worstje. Aangezien we niet wisten wat zijn echte naam was en mijn broers die wel toepasselijk vonden, ging hij voor ons voortaan door het leven als een Bifi.
Het Bifi worstje is niet alleen droog, maar ook een beetje gerimpeld en niemand vindt het écht lekker.

Bifi, de buurman, droeg altijd van die donkerblauwe spijkerbroeken die niet meer in de reguliere winkels te vinden zijn. Ze zijn donkerblauw, strak en bollen het lichaam bij het kruis nog meer op. Boven de spijkerbroek droeg hij altijd een overhemd of shirt dat hij iets te strak in de iets te hoog opgetrokken broek droeg. En onder de spijkerbroek witte gympen. Hij had een lichtbruin snorretje en liep een beetje met rechte benen en veerde daardoor op bij elke stap die hij nam. Zijn rug was daarbij naar voren gebogen waardoor het leek alsof hij elk moment z’n evenwicht zou verliezen en op zijn gezicht kon vallen. Hij keek altijd heel nors, zijn wenkbrauwen hingen laag over zijn gezicht en uit zijn mond leek alleen gemompel te komen. Bifi was kortom een zeer onaantrekkelijke man met buitengemeen weinig sociale vaardigheden; ik was de enige van mijn familie die hij begroette. Mijn overige familieleden kregen in het voorbijgaan op z’n hoogst een mokkende, wegkijkende blik van hem.

Vaak stond hij alleen op het balkon naar buiten te turen, en ongetwijfeld aan een vrouw te denken. Die vrouwen wisten hun weg naar hem maar niet te vinden; zijn verlangen, zijn hunkering, zijn totále wanhoop stroomde van zijn gezicht af.

Huisfotograaf

Ik stond ook wel eens op het balkon van mijn ouders en als ik hem zag, kon ik niet anders dan me voorstellen hoe het zou zijn als hij een vrouw in handen zou krijgen: hij zou alle verloren tijd in willen halen in het eerste weekend. En zij zou gillend wegrennen.

Op een dag zag ik hem blij op het balkon staan met in zijn armen een vrouw. De vrouw woonde schuin tegenover de flat, in het hoekhuis in dezelfde straat. Ze stond met haar rug tegen hem aan en hij had zijn armen om haar middel. Stil stonden ze in de balkondeur. Ik was toen nog jong, in mijn vroege tienerjaren, en ik kon mijn fascinatie niet verbergen. Achter het gordijn van de balkondeur stond ik stiekem toe te kijken en vroeg me af hoe ver ze al waren in de relatie.

Toen één van haar twee zussen ging trouwen, wierp Bifi zich op als huisfotograaf. Als een ware paparazzo sprong hij heen en weer over de struiken en maakte kiekjes van de bruid die opgehaald werd door haar bruidegom. Als je hem zo zag, kon je niet anders dan concluderen dat hij al helemaal opgenomen was in de familie. Bifi had zijn thuis en toekomstige vrouw gevonden.

Eenzaamheid

Maar een paar weken later was het al weer voorbij; zijn vriendin was verdwenen en hij stond als vanouds alleen op het balkon. De glimlach was weg, de eenzaamheid weer terug.

Die eenzaamheid manifesteerde zich op rare manieren: toen het Nederlands elftal kampioen werd hoorde ik hem de hele avond lang als een bezetene schreeuwen en juichen. De héle avond. Hij rende door het huis, balde zijn vuisten in de lucht en sprong op de bank – althans, zo stelde ik me dat voor. Het was alsof hij de beelden had opgenomen en steeds opnieuw afspeelde om weer dezelfde verrukking te voelen.

Die dag, de dag dat ik van de supermarkt naar huis liep, bleek hij dus de man te zijn die me bijna omver had gereden. Bij de flat sprak hij me voor het eerst in al die jaren aan: ‘sorry, ik reed je bijna omver’.
‘Oh, dat maakt niet uit’, antwoordde ik hem, en dacht nog ‘liever dat, dan dat je me aanraakt.’
Weer een paar dagen later, liep ik op de galerij langs zijn huis naar het onze. Het was een zomerse dag en hij stond voor zijn deur. Terwijl ik voorbij liep, hoorde ik uit zijn mond ‘ik ben verliefd op je’.
‘Fijn voor je’, antwoordde ik bits, liep naar huis, deed de deur open en dicht en verviel in een hysterische lach.

Deel 1 van het radioboek Bifi dat ik schreef in opdracht van het Vlaams-Nederlands cultuurhuis De Buren.

hassnaesignature

hassnae[at]aichaqandisha.nl