De Bijenkorf

etalage

Voor het eerst sinds tijden was ik weer eens in De Bijenkorf (of ‘het Wespennest’zoals Gerard Reve het warenhuis noemde) in Amsterdam. Sinds alle dure merken daar op de begane grond een eigen winkel uitbaten had ik het gevoel dat ik er niets meer te zoeken heb.

Vroeger ging ik vaak naar De Bijenkorf, in Den Haag dan weliswaar (die ik nog steeds mooier vind dan de Amsterdamse vestiging). Mijn moeder kocht daar haar deftige mantelpakken van een chic merk en na aankoop trakteerde ze me altijd op een kopje koffie in het restaurant op de bovenste etage. Later zwierf ik er zelf graag doorheen: kleding passen, meubels bekijken en uitproberen, kijken welke nieuwe gadgets er van Alessi waren binnengekomen (ik had zelf eind jaren 80 de Gino Zucchino suikerpot van Alessi meegenomen uit Milaan), parfums uitproberen en koffie drinken. Ook sprak ik vaak met vriendinnen af in het koffiehoekje om van daaruit verder de stad in te gaan. Aan het mooie, houten trappenhuis bewaar ik enigszins pijnlijke herinneringen. Mijn kleine hondje Norit draaide er eens een enorme drol op één van de treden. In plaats van de rotzooi op te ruimen vluchtten ex en ik in blinde paniek naar buiten. Ach, we waren jong en stom. Maar zelfs terwijl ik dit zit te typen schaam ik me nog steeds een beetje.

Enfin, nu liep ik dus door De Bijenkorf nieuwe stijl. Geïntrigeerd keek ik naar de Pradatassen, behangen met grote, zware kettingen waardoor ze me uitstekend geschikt leken voor een bewaker in Alcatraz. Andere merken hadden tassen in schreeuwende kleuren, met gezichtjes of psychedelische vloeistofdia-achtige opdrukken. Omdat ik de neiging heb bij alles uit te rekenen hoeveel boeken ik voor dat bedrag zou kunnen kopen dacht ik steeds bij ieder prijskaartje ‘Oh, dit zijn wel dertig boeken’. Sommige waren wel vijftig boeken waard. Er waren ook tassen waarvoor je de gehele National Library of Congress kon aanschaffen en dan nog wat wisselgeld over had voor een kopje koffie en een taartje.

Protserig
Eigenlijk verging het me op alle etages zo. Alles was me te groot, te glimmend, te protserig en veel en veel te duur. Uit balorigheid ging ik op de herenafdeling wat geruite petten passen (voor een uitje in het sportwagentje met open dak). Het merendeel zakte door het ruime formaat meteen over mijn ogen zodat ik eruit zag als Kruimeltje op leeftijd. Toen ik in de gaten kreeg dat een man in een loeistrakke zwart-wit geruite broek bevreemd naar me stond te kijken gooide ik de pet snel op de stapel en vluchtte met de roltrap naar de damesafdeling. Daar paste ik een enorm grote paarse jas. Terwijl ik mezelf in het gevaarte in de spiegel bekeek en amper mijn lachen kon inhouden kwam er een verkoopster aangerend die onmiddellijk de mouwen naar binnen duwde, zei dat de jas korter kon worden gemaakt (sleepte namelijk over de grond) en dat hij me werkelijk ongelooflijk fantastisch stond. Nu had ik eigenlijk moeten zeggen ‘Jezus, wat kan jij liegen’ maar in plaats daarvan hoorde ik mezelf liegen dat ik er nog ‘even’ over na wilde denken. Toen ik de jas terug hing viel mijn oog op het prijskaartje en begreep ik haar haast: voor hetzelfde bedrag kon je ook een half jaar in je blote kont op het strand van Martinique gaan liggen met zes kisten boeken en fulltime bediening door een butler.

Terwijl ik op de roltrap stond en om me heen keek werd ik overvallen door een enorm gevoel van leegte. Er was werkelijk niets dat ik mooi vond. Er was teveel. Door het enorme aanbod was er niets meer te vinden. Een beetje vergelijkbaar met de overweldigende hoeveelheid televisiezenders waar je langs zapt en dan na tin minuten toch de tv weer uitzet omdat niets interessant genoeg lijkt om naar te kijken. Ik wilde er snel weg. Ze zouden mij hier niet meer terugzien (niet dat ze me zouden missen want ik had er geen sou uitgegeven, zelfs niet voor een kopje koffie). Toen ik weer buiten stond keek ik even op naar de gevel en bedacht me dat De Bijenkorf was verworden tot de taarten die ze verkopen: zo prachtig om te zien dat je er hebberig van wordt, maar eenmaal aangeschaft blijken ze niet te vreten.

Rebecca

rebecca[at]aichaqandisha.nl

3 Reacties op “De Bijenkorf