Kamermeisje Rebecca

housemaids

In de zomer van 1976 was ik op zoek naar een vakantiebaantje om geld bij elkaar te scharrelen voor een vakantie in Frankrijk met een groep vriendinnen. Na eerst te zijn weggestuurd bij een ingenieursbureau waar ik als koffiemeisje werkte (ik vergat steeds de koffie rond te brengen omdat ik zat te lezen in de keuken) tipte een vriendin mij dat ze kamermeisjes zochten in het deftigste hotel van Den Haag.

Er volgde een heus sollicitatiegesprek wat enorme indruk op mij maakte als zestienjarige. Het sollicitatiegesprek bestond voornamelijk uit allerlei waarschuwingen en verboden en steeds de indringende vraag of ik dat allemaal goed begrepen had. Nadat ik overal keurig ‘Ja. Ja. Ja’ op had geantwoord kreeg ik te horen dat ik me de maandag daarop om kwart over acht bij de balie moest melden. Het salaris was geloof ik vier oude guldens per uur.

Bromsnorren
Om tien over acht die maandag was ik paraat. Een norse mevrouw gaf me een enorm jasschort, nam me mee naar een kleine achterafkamer en zei dat ik daar mijn spullen kon achterlaten. Een paar minuten later liep ik als een soort Dopey van de zeven dwergen de kamer uit met een over de grond slepend schort. In een andere ruimte stonden een stuk of tien andere kamermeisjes te wachten, bijna allemaal van mijn leeftijd. De oudere dames waren Bromsnorren die met strenge blik bevelen uitdeelden. Ik werd ingedeeld met de roodharige Frederique met wie ik nog jaren bevriend zou blijven. Met een grote kar vol schone handdoeken en lakens gingen we op pad onder leiding van Bromsnor.

Nadat Bromsnor ons twee dagen had ingewijd in de geheimen van good housekeeping (laken strak aantrekken, zo vouw je de bovenkant, kussen opschudden, blaatleuter) mochten Frederique en ik alleen aan het werk. We kwamen in het paradijs en deden precies dátgene wat ons voortdurend uitdrukkelijk verboden werd: aan de privé spullen van de gasten komen.

Zo maakten Fred en ik de bedden op behangen met parels en gekleed in bontjas terwijl we onzintaal tegen elkaar uitsloegen over vakanties aan de Côte d’Azur waar we zoveel geld aan de speeltafel hadden verloren dat we nu als kamermeisjes moesten werken. Soms spoten we stiekem een klein beetje Chanel 5 op onze polsen. Niet teveel: als bromsnor dat zou ruiken zouden we subiet ons congé krijgen. En dat met die speelschulden…

Goochelaar
Het ongeluk gebeurde in die ene speciale hotelkamer. Toen we er binnen liepen zagen we een hoge hoed liggen, een spel kaarten en in een hoek stond een hok met een doek er overheen waarin een wit konijn heen en weer liep. We concludeerden dat hier een goochelaar moest logeren. Na eerst het konijn geaaid te hebben zette Fred de hoge hoed op. Daarna maakten we het bed op en legden schone handdoeken in de badkamer. Op de wastafel stond een gigantische glazen pot met ouderwetse pommade. Vervolgens deden we wat goocheltrucs à la Tommy Cooper: we gooiden het spel kaarten lukraak door de kamer. Aan de kastdeur hing een colbert. Dat moest natuurlijk aan getrokken worden.

Toen ik mijn arm in de linkermouw stak voelde ik een verdikking: er zat een enorme sliert gekeurde sjaaltjes in. Daar konden we wat mee. Fred ging op het bed zitten als publiek, terwijl ik door de kamer danste onder het slaken van Duitse kreten. Net op het moment dat ik de sjaaltjes uit de mouw aan het trekken was (schau mal!) zwaaide de deur open. Het was de goochelaar, glimmend van de pommade en net terug van het ontbijt. Hij sprong uit zijn vel van woede en riep Bromsnor erbij. Een half uur later stonden we, na een geweldige reprimande, werkloos op straat. Op deze manier zouden we onze speelschulden nooit kunnen aflossen.

Gelukkig vonden we vrij snel ander werk. Fred ging ijs verkopen aan de boulevard in Scheveningen. Ik ging schoonmaken bij bejaarden. Eigenlijk veel leuker werk. Ik kwam terecht bij een oude Haagse man in een soort scootmobiel (de motor zat voorop, onder het stuur). Hij noemde zich Ironside (hij sprak dat fonetisch uit als Ieronsieduh) en nam me achter op de scootmobiel mee naar de Haagse markt. Hij verbood me niets.

In het deftige Haagse hotel heb ik sinds 1976 nooit meer één voet gezet.

Rebecca

rebecca[at]aichaqandisha.nl