‘Laten we lekker naar Spanje gaan’ zei een vriendin. Het was 1978. Naar Spanje was ik nooit geweest. Mijn ouders waren strict in het uitkiezen van vakantiebestemmingen: landen waar dictators aan de macht waren, werden vermeden. Franco was inmiddels in 1976 overleden. Spanje had stiekem nog steeds iets magisch voor me. Ik dacht altijd aan de kaarten die ik van vriendinnen met minder principiële ouders kreeg. Ansichtkaarten met flamencodanseressen met een waaier waar dan een echt stoffen jurk opgenaaid was.
Aangezien we zo arm waren als kerkmuizen moest alles zo goedkoop mogelijk. We zouden met de Iberbus gaan die ons voor 50 gulden en in 24 uur van Den Haag naar Lloret de Mar zou brengen. Van die plaats had ik nog nooit gehoord maar het lag aan het strand en vlakbij Barcelona.
De busreis was de hel op wielen. Propvol, airco bestond nog niet en de chemische plee was kapot. De eerste stop was in Lyon waar we zouden gaan eten in een wegrestaurant. Een enorme rij voor de kassa. Toen wij aan de beurt waren riep de chauffeur dat we weer en route gingen. Daarna schudde, bonkte en beukte de bus door de donkere nacht en over de bergkammen van de Pyreneeën. Bij aankomst in Lloret de Mar had ik het gevoel dat al mijn inwendige organen op een andere plek zaten. Maar we waren er en de zon scheen.
Massatoerisme
We hadden van tevoren niets geboekt en vonden na een stukje lopen een pension voor zes gulden (geen idee meer hoeveel peseta’s dat waren) per nacht een kamer. Verder moest voor alles apart betaald worden: de douche, de plee, zeep, het openen en sluiten van deuren. Ik geloof dat voor alle losse handelingen 100 peseta betaald moest worden. De kamer was volledig betegeld en er marcheerde voortdurend een stroom van ongeveer 100.000 mieren door de kamer. Een goed geoliede machine. Die weten nog niet dat Spanje geen facistisch regime meer heeft, dacht ik bij mezelf.
Ik wist niets van massatoerisme. Nou ja, een klein beetje dan. Omdat ik ben opgegroeid vlakbij Scheveningen wist ik wel van drukke stranden. En dat op warme dagen de Scheveningseweg van het centrum tot aan het strand één grote file was. In Lloret was dat ook zo maar dan nog honderd keer erger. De stranden lagen bomvol met ingevette mensen waar je over uitgleed. En bijna alle eettentjes en café’s waren Nederlands. Dan zag je ergens een bord waar in grote letters TIO TON op stond en daaronder: OOME TOON echte Hollandse biefstuk met friet. Ook was er een Jardin Hollandes (Hollandse tuin). Daar kon je echte Spaanse poffertjes en pannenkoeken eten. Om de maffe taalfouten op de menukaarten in Spaanse café’s moest ik nog het meest lachen. ‘Zwaart kofie met melk’ zal me altijd bijblijven.
Woeste seks
Na twee dagen verveelde ik me al dood. Er was niets anders dan strand. Mijn eigen schuld overigens: ik kan niet aan het strand liggen en zonnebaden. Het heeft op mij hetzelfde effect als massages en yoga: ik word er bloednerveus van. Ik was zo geobsedeerd door Spanje dat ik dat even vergeten was. Mijn vriendin vond het luieren heerlijk. We hadden dan ook om de haverklap ruzie.
‘s-Avonds gingen we dansen in de St. Trop (waarom vergeet je dat soort dingen niet gewoon?). Een overbevolkte discotheek met drie etages en een dakterras. Mijn vriendin danste met een knappe, zwaarbehaarde Spanjaard. Ik had sjans met een ontzettend blonde Duitsers die ineens trots ‘Ich bin bei der Bundeswehr!‘ in mijn oor schreeuwde. Ik wendde een snel opkomende plas voor, maakte me uit de voeten en verstopte me op het dakterras. Daar ontmoette ik Enrico, een beeldschone Italiaan uit Genua. Met hem zou ik de resterende tien dagen verschillende keren woeste seks hebben op vreemde plaatsen.
Als we terugliepen van de discotheek naar het pension speelden zich steeds dezelfde taferelen af. Wippende stelletjes in portieken die door de Guardia Civil werden weggejaagd. Stomdronken en kotsende Engelsen, Nederlandse jongens die (even stomdronken) in hun blote lul in het open raam stonden en je nariepen. We waren iedere keer weer blij als we heelhuids in onze pensionkamer zaten en begroet werden door de mieren.
Gecapitonneerde maatschappij
Zo gleden de dagen voorbij. Strand, ruzie, St. Trop. Mijn vriendin liet zich bij tijd en wijle uitwonen door de harige Spanjaard en ik door Enrico. Toen de twee weken voorbij waren had ik het gevoel een jaar in Spanje te zijn geweest. Ik ben zelden zo blij geweest om weer naar huis te gaan.
Als ik mensen (lees: leeftijdsgenoten) hoor zeiken over ‘de jeugd van tegenwoordig’ of hysterische verhalen lees over comazuipen denk ik altijd terug aan Lloret de Mar 1978. Soms zou je mensen in een tijdmachine willen stoppen en ze 40 jaar terug moeten sturen in de tijd om ze te laten zien dat ze zelf net zo erg waren. Of erger misschien. Wij leefden niet in zo’n gecapitonneerde maatschappij als nu waarin je met een valhelm op voortdurend voor gevaren wordt behoed. Wij konden nog vallen. En sommigen vielen hard. En krabbelden weer op, een levensles wijzer. Of ze krabbelden niet op. Such is life. Ik zou jongeren nu zo graag de vrijheid gunnen die wij destijds hadden. Het enige dat ik ze zou aanraden is om ver, heel erg ver uit de buurt van Lloret de Mar te blijven.
rebecca[at]aichaqandisha.nl
Een reactie op “Lloret de Mar”