Mevrouw C

working lady

Toen ik een jaar of vijftien was kreeg ik een zaterdagbaantje via het Groene Kruis (als ik me het goed herinner). Het werk bestond uit boodschappen doen, koken en schoonmaken voor oude mensen. Mijn eerste adresje was bij een onvervalst Haags echtpaar dat in het Zeeheldenkwartier woonde. De vrouw was al jaren ziek, haar man invalide en zat in een elektrische rolstoel. Zij noemde hem liefkozend en met een plat Haags accent Ironside volledig fonetisch uitgesproken als Ieronsieduh. ‘God, daah hebbie Ieronsieduh’ riep ze als hij terug kwam van zijn rondje Haagse Magt (markt).

Ik voerde er geen flikker uit. Niet omdat ik niet wilde maar ik kreeg eenvoudigweg de kans niet. Als ik om 9 uur aanbelde stond er al een mok ongelooflijke gore oploskoffie voor me klaar met een sloot melk en suiker. Als ik voorzichtig zei dat ik liever zwarte koffie had kreeg ik te horen dat ik niet moest auwehoeruh, want koffie met suikah en melluk vindt iedereen lekkah. Ze lieten me aan de tafel zitten om met ze te kletsen en zeiden dat de klusjes later wel kwamen. Ook werden er voortdurend zware shaggies voor me gedraaid (hieah wèiffie) zodat ik het pand aan het eind van de dag met een bariton verliet. Na een paar maanden kregen ze eindelijk de bejaardenwoning waar ze al zolang op wachtten en ik kreeg een nieuw adresje.

Haat-liefde verhouding
Nu ging ik naar mevrouw C. in de Vogelwijk. En dat was geheel andere koek. De eerste keer dat ik bij haar werkte viel ik van de ene verbazing in de andere. Toen ik haar huis binnenstapte riep ze dat ik onmiddellijk mijn schoenen uit moest doen en alleen op de kranten mocht lopen. Ik kreeg bijna de slappe lach toen ik inderdaad een spoor van uitgelegde kranten zag die keurig door de gang naar de woonkamer en de keuken liep. Mevrouw C. kwam uit Nederlands-Indië en sprak het streng keurige Nederlands met een licht accent zoals je vroeger wel vaker hoorde. Ik ontwikkelde een haat-liefde verhouding met haar.

Ze maakte me knettergek door voortdurend te vragen waar ik was. ‘Wat ben je aan het doen meis?’ klonk het dan zeurderig. Na de honderdste keer moest ik echt op mijn vuist bijten om niet gaan schreeuwen. ‘Ik sta de aardappelen te schillen in de keuken mevrouw C.’ zei ik dan, met een stem die nog het meest leek op Frank van Putten, het typetje van Wim de Bie, als hij tussen zijn tanden door zegt dat hij best een leuk meisje wil maar dat hij daaraan is geholpen. Maar ik genoot ook van de verhalen die ze vertelde over Indië. Over het grote huis waar ze gewoond had met haar man (waaraan ze steevast toevoegde dat hij waterbouwkundig ingenieur was geweest). Over de grote tuin waar de meest prachtige bloemen bloeiden. Over de oorlog, haar tijd in het ‘Jappenkamp’. Verhalen waar geen geschiedenisboek tegenop kan.

Afscheidscadeau
Alhoewel ze in het begin allerlei bezwaren had tegen de manier waarop ik eruit zag (‘wat een schande dat je ouders dit goedkeuren’) begon ze aan me te wennen. En ik aan haar. Eigenlijk waren die zaterdagen best gezellig. Toen ik aankondigde dat ik een paar weken met vakantie ging en dat een vriendin in die tijd mijn werk zou overnemen was ze zwaar in mineur. Ik moest plechtig beloven terug te komen en bij het afscheid drukte ze me een envelop in handen. Daar zat 25 gulden in. Voor noodgevallen.

Ruim anderhalf jaar heb ik bij haar gewerkt tot ik klaar was met school en andere dingen ging doen. De laatste zaterdag dat ik bij haar werkte gaf ze een klein feestje met schuimwijn en toastjes. We moesten allebei een beetje huilen. Ik beloofde haar op de hoogte te houden hoe het met me ging. Als afscheidscadeau gaf ze me een oud jasje van haarzelf: een prachtig exemplaar uit de jaren vijftig van paarse shantungzijde waar ik wel eens verliefd mijn hand overheen liet gaan als ik haar kast opruimde.

Mevrouw C. overleed in 1982. Ik ben nog naar haar begrafenis geweest. Het jasje bezweek 5 jaar later, totaal aan draden gedragen door mij. Met een weemoedig gevoel gooide ik het weg. Daar ging een stukje geschiedenis. En heel soms heb ik spijt dat ik niet een klein stukje stof bewaard heb als herinnering aan haar.

signatuur rebecca

rebecca[at]aichaqandisha.nl