Ode aan de witte man

gustave courbet

Gustave Courbet

Het was tijdens een culturele avond met schrijvers en prominenten dat ik het opeens zag. Voorafgaand aan het programma was er een buffet voor de genodigden en terwijl ik aan een van de tafels zat, ontvouwde zich voor mijn ogen een fascinerend tafereel dat je gerust een paringsritueel zou kunnen noemen.

Het gaat om de vanzelfsprekende manier waarop mannen, en dan voornamelijk witte mannen, zich in een ruimte bewegen wanneer ze onder elkaar zijn. De herkenning, de uitgestoken hand, de ferme handdruk die waardering moet uitdrukken, de hand op de schouder als teken van intimiteit. De vanzelfsprekendheid waarmee ze elkaar accepteren. Met een zelfverzekerdheid die aangeboren lijkt. Is. Ze vragen zich nooit af waarom ze daar zijn, of ze er hóren te zijn, of die plek hen eigenlijk wel toekomt. Omdat je nu eenmaal als witte man geboren wordt in een door witte mannen gedomineerde wereld. Je bent de norm. De leider. De bestuurder. De autoriteit.

Dan maakt het dus niet uit of je matig presteert. Het doet er niet toe of je zogenaamd analytische stukjes in de krant aan alle kanten rammelen. Het geeft niet als je argumenten niet kloppen. Het is je vergeven als je nergens verstand van hebt. Je bent een man en dus straal je gezag uit. Al zie je er uit alsof je een storm hebt overleefd, je kleren nooit gewassen worden, je nog maar net van je moeders borst af bent of klink je alsof je biertje nooit ver weg is.

Je bent een man en dus word je serieus genomen. Zelfs als je niet wit bent en als een Shrek je lompe mening in de krant en op televisie eruit boert. Als je maar kijkt alsof hetgeen je bijdraagt enórm belangrijk, is gaat iedereen er soepeltjes in mee.

Alpha en Omega
Hoe anders is dat als je vrouw bent en, nog erger, een bi-culturele vrouw. Dan is het startpunt totale ontkenning, hoon, een minachtende blik, een vermoeide tut-tut-tut-wat-denk-je-wel-niet of een pedant ‘wat goed van je meisje’ – meestal gevolgd door een afwijzing.

Als witte man hoef je doorgaans geen ervaring te hebben om voor posities in aanmerking te komen. Heb je net duizenden slachtoffers gemaakt met je rigide, van elke empathie gespeende houding, dan krijg je gewoon een andere toppositie. Heb je als journalist nul bestuurlijke ervaring? Dat belet je niet om burgemeester van een grote gemeente te worden. Blunder je met xenofobe praatjes aan de Hilversumse borreltafels die voor talkshows doorgaan, dan is dat, míts man en wit, een garantie voor een nieuwe politieke carrière. Spreek je geen andere talen, geeft niet, die post in het buitenland is voor jou.

Lange tijd liet ik me er door intimideren. Dacht ik dat al die mannen iets konden. Tot ik ermee moest werken en overdonderd werd door hun ijdele leegte en lafheid. Wie nooit uitgedaagd wordt, ontwikkelt zich maar moeizaam, blijft steken in platitudes en middelmatigheid en besmet er zijn hele omgeving mee. En zie dan als buitenstaander maar eens te overleven.

Als bi-culturele vrouw met ambities moet je niet alleen aan een waslijst van voorwaarden voldoen, maar ben je ook een soort boksbal waar iedereen zijn angsten, frustraties, onzekerheden en vooroordelen op projecteert. Iedere kritiek leidt tot introspectie, iedere dreun tot een val waar je uit op moet krabbelen. Ondertussen blijven alle deuren gesloten. De witte man preekt dan wel emancipatie en diversiteit, in werkelijkheid houdt hij angstvallig vast aan de witte, mannelijke status quo. Al kunnen we over dat ‘mannelijke’ nog wel een boompje opzetten. Want wie bang is dat de wereld ten onder gaat wanneer vrouwen gelijk zijn, is kennelijk niet zo overtuigd van zijn superioriteit. Wie het leven vreest waaruit hij is voorgekomen, is niet opgewassen tegen de echte wereld.

Maar gelukkig is daar het Alpha en Omega. Het ‘Sesam, open u.’ ‘Man plus witte huidskleur’ is als de gele zon voor Superman, als een Harvard- of Oxford-bul. Een superkracht. Opent deuren, boezemt vertrouwen in, verzekert succes.

Ach, was ik maar een witte man.

Hassnae

info[at]aichaqandisha.nl

Een reactie op “Ode aan de witte man

  1. 19 februari 2020 om 19:14

    Hallo Hassnae

    Interessante mening maar een generaliseringen die ik anders had geschreven als blanke ouwe zak. De mannen die jij beschrijft ben ik zeker tegen gekomen, ze bestaan. Wij noemden het altijd de circuitjes. Ze bestonden vaak uit oude school’vrienden’, vriendjes uit dezelfde buurt of wat hen ook maar bond.

    Als je ze tegenkwam als bekende dan kreeg je een handdruk waarbij ze jouw handen bijna fijn knepen. Gewoon een equivalent van armpje worstelen. Het klopje op de schouder was meer bedoeld om te kijken waar men straks het mes in kon zetten.

    Het klopt wat je zegt over het baantjes jagen. Kunde is niet vereist. Het gaat er niet wat je kent maar wie je kent. Dat is nog steeds zo.

    Ik ben te veel rebel en te eigenwijs om me aan dat soort codes te conformeren. Bovendien ben ik te veel aan mijn vrijheid gehecht als in het vermogen om nee te kunnen zeggen. Want vergis je niet, bij al die gunsten komt bijna altijd een rekening. En die heb ik nooit willen betalen. En ik ben de enigste niet. Misschien moest je eens wat andere mensen ontmoeten. Want er zijn ook andere types mannen.

    Veel succes met dit blog, ik ga nog even verder lezen.

    Marty