schilderijen Ziad Dalloul
Parijs, najaar 2012. We waren net klaar met opnames voor een documentaire over de Syrische dichter Adonis in het atelier van zijn goede vriend, de schilder Ziad Dalloul. Het atelier was een warboel met prachtige schilderijen aan de muur en op de grond, boeken overal, stapels papieren, hoge ramen, tafels vol met schetsen met daar ergens in het midden een schaal overrijpe granaatappels. Buiten viel de schemering in. De twee vrienden zaten ieder op een fauteuil met voor hun op de lage tafel een schaal pistachenoten uit Aleppo, groene olijven uit Spanje, cashewnoten uit Brazilië en dieprode wijn uit de Languedoc. De lucht in de kamer vulde zich met de rookwalmen van de dikke, Cubaanse sigaren in hun hand. Cirkeltjes van rook voortgeduwd door hun adem.
Buiten was het guur. De bladeren dwarrelden van de bomen, de wind nam ze mee door Parijs of ze vielen zachtjes neer en vormden een gekleurde deken op de grond waar gehaaste Parijzenaars achteloos overheen liepen.
En terwijl we daar zaten, de wijn in hun glazen rijkelijk vloeide en de een na de andere fles werd opengetrokken, de camera- en geluidsman alle spullen opborgen en af en toe een handje nootjes namen of een slok, kwam het gesprek op de herfst. Hun favoriete jaargetijde zo bleek. Hun lofzang erop had niet misstaan over een vrouw. De kleuren, de lichtval, de lichte melancholie. De lucht zwanger van verandering. De bomen die rusten en hun knisperende manen loslaten om straks, na een half jaartje retraite in de kou weer bloeiend terug te komen.
Bekoring
Ik keek naar buiten, zag de rode gloed van de zon, de kou tegen de ramen en de herfst voor het eerst door hun ogen. Niet meer als een spijtig afscheid van de warme zomer, maar als een gepaste overgang naar een nieuwe tijd met zijn eigen schoonheid die het verlangen naar het voorjaar en de zomer niet vervangt, maar juist brandend houdt.
Mooi is dat, die eerste gewaarwording dat je iets ook anders kunt bekijken. Het besef dat je al die tijd de bekoring miste en er nu door overweldigd wordt. Het is als verliefd worden. Dat ene detail, die ene blik, of net dat verkreukelde blad dat je laat beseffen hoe mooi datgene is wat je zolang hebt verfoeid.
Vandaag is het wereldvrededag. Het is ook de eerste dag van de herfst, daarom zijn we hier allemaal. Al voelt het alsof in de samenleving de herfst al tijden heeft ingezet, vrede verder weg is dan ooit en de strenge winter elk moment kan aanbreken. Maar dan zonder de belofte van een lente, zonder het vooruitzicht van een nieuwe bloeiperiode en zonovergoten, lome zomers.
Zaken anders bekijken. Mensen die anders zijn, op een andere manier tegemoet treden, dat blijkt de uitdaging van deze tijd. Vooroordelen, vastgeroeste ideeën in twijfel trekken, lijkt er niet meer bij te zijn. Sterker nog, ik zal u een geheim verklappen, toen ik werd gevraagd deze preek te houden, zei een dierbare vriend tegen me: ‘mensen hebben een beeld van jou, ik wil graag dat ze jou zien zoals ik je ken’.
De Ander
Nu ja, mensen hebben altijd een beeld bij De Ander. Mensen hebben ook een beeld bij vluchtelingen waar ze de afschuwelijkste projecties op loslaten. Mensen hebben een gevaarlijk beeld bij moslims, een vertekend beeld van Marokkanen, een karikaturaal beeld van Turken, een verstikkend beeld van Surinamers en Antilianen. Mensen, en als we de op peilingen afgaan een schrikbarend groot aantal, hebben gewoon heel erg veel problemen met de Ander. De ander die er anders uitziet, anders praat, en, o gruwel, zelfs anders denkt over bepaalde onderwerpen.
Ze zien de ander als bedreiging en als je dat beeld maar lang genoeg voedt, wordt het ook een probleem. En als je dat vervolgens negeert, wordt het oncontroleerbaar en zie je in de ander een monsterlijke vijand die vernietigd moet worden.
Ik ben nu de ander. Ik als gelovige, met een preek voor u als ongelovige. Hier staat de ander. Ik ben die gevaarlijke moslim. Die kut-Marokkaan, dit is een dienst voor ongelovigen, dus dan mag een scheldwoord wel, toch. Bovendien heb ik het niet verzonnen, ik citeer slechts onze politieke elite.
Versgebakken brood met olijfolie
Ik ben altijd de ander geweest. Als kind brak mijn anders zijn me op. Dat kon ook bijna niet anders in een geheel blank dorp waar ik als enige anders was. Ik durfde niet de thuisgemaakte koekjes in de pauze op te eten, want dan zouden de andere kinderen daarop met hysterie reageren en hun tong uit hun mond steken over zoiets vies -zonder het zelfs maar te hebben geproefd. Ik vond het erg als mijn vader me ’s avonds in zijn abaya op kwam halen van het turnen, want dan zouden de andere meisjes het zien en me stom vinden. Maar stom vonden ze me sowieso, want ik was de Turk, en als Turk stink je, heb je een snor, ben je stom en hoor je belachelijk gemaakt en uitgescholden te worden.
Mijn identiteit, taal, eten, alles was een probleem. Buiten was het overleven. Thuis had ik de behaaglijke warmte van moeders schoot en haar versgebakken brood met olijfolie. De verbale deuken tegen mijn hoofd en ziel konden daar genezen en ergens moest ik het evenwicht vinden tussen overleven en mezelf accepteren.
Dat warme brood met olijfolie, weet u waar ik dat jaren later voor het eerst at? In een sterrenrestaurant. De aanblik van warm brood met olijfolie slingerde me meteen terug naar mijn jeugd. Toen was het ons gewone eten. In het restaurant gold het als luxe. Het is maar net hoe je er tegenaan kijkt.
Arabische rijkdom
De schaamte die ik als kind ervoer veranderde langzaam in een bron van macht. In assertiviteit. Dat wat ik uit onzekerheid en angst afwees, werd mijn identiteit. Mijn Arabische taal werd een rijkdom, de thuisgemaakte koekjes werden mijn troost, eten van moeders hand mijn medicijn en het geluid van trommelende vingers op de derbouka, de vreugde die mijn heupen als vanzelfsprekend aan het wiegen kreeg.
Ik hield van mijn Arabische wortels. Van mijn Arabische cultuur. Mijn Arabische muziek. Van mijn Arabische eten. Ik hou ervan. In weerwil van de rest van de wereld. Ik zie de kracht ervan, de schoonheid en de pure rijkdom.
Maar denkt u zich nu eens in dat er kinderen hier opgroeien met het idee dat hun cultuur achterlijk is, hun ouders onvolwaardig en hun identiteit een last en bedreiging voor de zogenaamd superieure cultuur van dit land. En wat dat met hen doet. Raakt u dat, of denkt u: het is toch ook een achterlijke cultuur, maar de broodjes zijn lekker. Of zegt u: ach, het waait wel over. Het komt wel goed. Het zijn maar politici.
Boze burgers
Het zijn maar politici. Nee, het zijn politici. En als politici het voortouw nemen, volgt de bevolking. Al is het in ons geval anders: de politici volgen de burgers. De burgers die het hardst schreeuwen. De burgers die vrouwen een piemel toewensen omdat ze een onwelgevallige mening hebben, burgers die hardop fantaseren over lynchpartijen, het heropenen van gaskamers en de slavernij als gouden tijd opvoeren. Hen volgen de politici, want zij klinken het luidst. En waar bent u, verstandige, ruimdenkende burger? U bent stil. Nergens te horen, nu ja, misschien in een kleine voetnoot in de krant, maar aanzienlijk minder zicht-en hoorbaar dan de boze, gefrustreerde en vaak ronduit racistische burger die zijn eigen haat en verongelijktheid legitimeert met een beschuldigende vinger naar de ander.
Ach, het waait wel over? Nee, dit is geen gewone herfst. Kijk eens goed om u heen, lees de bijna apocalyptische visioenen die in de media en door politici worden geschetst en vraag u af of u dat wilt.
Heeft u echt zin in een samenleving waarin mensen worden weggezet als bedreiging, als aantasting van ‘onze manier van leven’. Zou u het fijn vinden zo weggezet te worden? Alleen maar omdat u anders over bepaalde zaken denkt, of toevallig een andere huidskleur of religieuze overtuiging heeft of juist helemaal geen religie? Niemand vindt dat fijn, maar zolang het over de ander gaat, houdt het gros van de mensen zich koest. Dan bemoeien ze zich er liever niet mee, dan willen ze geen gedoe.
Olievlek
Het waait wel over. Nee, het waait niet over. Dit breidt zich al tijden als een olievlek uit. Je moet er boven staan, is een ander advies. Maar hoe kun je boven iets staan dat alles opslokt? Hoe kun je boven iets staan dat je aantast in iedere vezel? Verplaatst u zich eens in de ander. Kijk eens met diens ogen naar de wereld om u heen en vraag u dan af of u nog steeds erboven wilt staan, of u nog steeds denkt dat het wel over zal waaien.
Tegenover de angstzaaierij en het gif dat elke dag in de samenleving wordt gepompt door politici en mening-bakkers die in iedere vluchteling een verkrachter zien en in elke halal-kip de teloorgang van de westerse vrijheid, zouden de zachte krachten moeten staan. Moeten opstaan. Zich roeren. Zich luid laten horen.
Dat mis ik. En dat hebben we verschrikkelijk hard nodig. Ik vraag u niet de wapens op te pakken en ten strijde te trekken, maar wel u te roeren bij onrecht. U te verweren wanneer mensen gecriminaliseerd worden en hypocrisie bij de hoorns te vatten en te benoemen. Niet in uzelf te mompelen, maar hardop te protesteren. En op te komen voor deze samenleving, voor uw landgenoten. Alle landgenoten en vooral voor een samenleving waarin iedereen hoe anders ook, gelijk is en gelijk behandeld wordt. Niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk.
Uitzuigers
Gelijkheid en rechtvaardigheid betekenen heel concreet. Dat vloggers, die zogenaamde videobloggers met onbegrijpelijk hoge kijkcijfers, niet opeens tuig worden, omdat ze een kleurtje hebben. Dat vandalisme niet pas een probleem wordt als de daders lichtgetint zijn en dat wangedrag consequent wordt veroordeeld, niet vergoeilijkt als de schuldigen wit zijn. Gelijkheid en rechtvaardigheid betekent eveneens dat mensen niet worden aangesproken als collectief, een van de grootste zondes van onze tijd.
Gelijkheid en rechtvaardigheid houden ook in dat mensen zoals ik niet minder recht van spreken hebben en ons maar als gasten dienen te gedragen, zoals de premier van niet alle Nederlanders blijkt te denken. We zijn geen gasten. Dat zijn we nooit geweest. We hebben altijd deel uitgemaakt van deze samenleving, ondanks de openlijke pogingen van politici en media ons als vervelende last weg te zetten, als zesde wiel, als uitzuigers, als mensen die zich maar moeten invechten in plaats van in een hoekje te janken.
Maar ja, als je je invecht, ben je weer te agressief en vinden mensen je vervelend en naar. Want je blijft toch anders. De ander.
Elkaar aflebberen
Iemand accepteren ondanks de verschillen, is eigenlijk gewoon jezelf een schouderklopje geven. Kijk eens wat goed van me, hij of zij is anders, maar tóch accepteer ik hem of haar. Maar schoonheid zit hem nu juist in het verschil. Kracht ook. Leer het vreemde lief te hebben. Leer de vreemde lief te hebben.
Ik vraag u niet om uw tong in andermans oor te steken, elkaar af te lebberen of andere fysieke activiteiten te ontplooien. Ik vraag u slechts de ander te accepteren. Niet ondanks de verschillen, maar dankzij. Om het verschil lief te hebben. Om van de ander niet te verwachten of zelfs eisen dat hij hetzelfde wordt als u. Hetzelfde denkt als u en hetzelfde doet. Wat een verschrikkelijk saaie, eentonige, vlakke, eendimensionale boel zou dat dan worden.
Stelt u zich toch eens voor een samenleving waarin we allemaal hetzelfde denken, doen en vinden. Hoe geestdodend zou dat zijn. Een samenleving zonder wrijving, zonder verschillen, zonder dieptes en dalen, zonder humor om je mee af te zetten, zonder provocaties om zaken in perspectief te stellen, zonder dreiging om je daadwerkelijke waarden te ontdekken, zonder andere meningen, andere visies, ander eten. Mijn god, een samenleving met maar een soort eten.
Demonen
Verschillen maken je niet zwakker, ze openen juist nieuwe deuren, nieuwe vergezichten. Verschillen spreken onvermoede gevoelens aan, belichten je zwakheden en vergroten je kracht uit. Verschillen prikkelen de zinnen. Het is al te makkelijk de verschillen af te wijzen en erdoor bang gemaakt te worden, maar als je zelf niet in je eigen kracht gelooft, hoe kan de ander dat dan wel doen? Erken de verschillen en omarm ze. Haal er het beste uit en ontwijk de mindere elementen. Zonder afbreuk te doen aan jezelf of de ander.
Dat vereist wellicht wat durf. Misschien zelfs een confrontatie met uw eigen demonen. Liefhebben is dan ook niet makkelijk. Er wordt altijd wat lacherig op gereageerd, cynisch ook vooral. En ja, het klinkt ook geitenwollensokkerig. Maar wat is er mis met geitenwollensokken, als je ervan houdt.
Tegelijk wordt er soms te makkelijk over gedaan. Hoeveel mensen wel niet denken elkaar lief te hebben om vervolgens met dichtgesmeten deuren en overslaande stemmen elkaar te verlaten.
Krasse taal
Want soms werkt het gewoon niet. Dat geeft verder ook helemaal niet. Verschillen koesteren betekent niet dat je van elkaar moet houden. Ik krijg ook jeuk van bepaalde opvattingen. Mijn huid vat vlam als ik sommige mensen zie of lees. Maar dat is mijn probleem. Wat niet kan, of niet zou mogen: is hun standpunten verbieden, hen het woord ontnemen of met onheuse en onfeitelijke beweringen sociaal te isoleren. Tegenover hun standpunten kan ik de mijne zetten. Moet ik de mijne zetten. En u de uwe.
Sterker, dat zou eigenlijk een plicht moeten zijn. En dan mogen, nee, moeten we net zo hard en streng zijn voor ons en de onzen als voor de ander. En dan mogen we ook fel zijn. Toen ik laatst een boos stuk schreef over de schandalige criminalisering van gehoofddoekte vrouwen aan het Franse strand en daarbij krasse taal gebruikte, zag ik een reactie van een vrouw voorbij komen: dat ze het in principe met me eens was, maar ja, dat taalgebruik hè. Daardoor kon ze het niet steunen.
Fatsoensrakkers
Mensen zoeken altijd excuses. Uitvluchten om zich achter te verbergen, om niks te hoeven doen en geen enkel risico te lopen. Het is natuurlijk ook een stuk makkelijker om in de veiligheid van je huis een beetje te mompelen en schande te spreken van alles wat er gebeurt, maar wie heeft daar nou baat bij? Wat verandert dat daadwerkelijk?
Want laten we eerlijk zijn: terwijl fatsoensrakkers klagen over taalgebruik, wordt er door anderen verder gemorreld aan de rechtstaat en gelijkheid. En wat is nu eigenlijk erger en verstrekkender? Schuttingtaal of beleid dat mensen tegen elkaar opzet en oproepen mensen weg te zetten als gevaar?
Sowieso, wat is er mis met schuttingtaal? Soms geeft het als niets anders uiting aan de diepste gevoelens en frustraties. En die gevoelens zijn niet altijd fraai of netjes. Waarom taal kuisen als de realiteit nog veel grover is? Waarom verbloemen wat in al zijn lelijkheid voor ieder zichtbaar is?
Heb lief
Durf taal lief te hebben. Durf niet alleen je eigen leven lief te hebben, maar ook dat van een ander. De wereld lief te hebben. Rechtvaardigheid lief te hebben. Verschillen lief te hebben. Liefhebben is niet voor watjes. Harmonieuze samenlevingen zijn dat evenmin. Ze vereisen moed en geloof in de eigen waarden. Als je het aandurft, ben je geen zwakkeling die zich overgeeft aan de vijandige ander, geen gutmensch, wegkijker of theedrinker, maar een krachtige persoonlijkheid met een ferme overtuiging en een karakter sterk genoeg om invloeden te filteren, verschillen te onderkennen zonder er door ondergesneeuwd te raken.
Verschillen zijn mooi. Kijk maar naar de jaargetijden. Ze zijn nodig om de levenscyclus in stand te houden. Nodig om te groeien, aan te sterken en tot rijping te komen. Verschillen voeden, verrijken. Ze zijn, anders dan menige politicus ons wil laten geloven, geen gevaar.
Wie lief heeft, heeft rechtvaardigheid lief. Rechtvaardigheid komt niet vanzelf en is evenmin vanzelfsprekend. Er moet aan gewerkt worden. Het voelt aan als de jaargetijden. Warme zomers worden afgewisseld met kille maanden, maar als je weet wat je hebt, als je weet hoe je ermee om moet gaan, als je eraan werkt, het onderhoudt, bloeit het als Japanse kersenbloesem in april. Dan wordt het oogverblindend mooi en vol troost. Dan wordt het je ruggengraat.
Licht in het duister
En als je je dan bevindt in een gezelschap met mannen uit Aleppo, vrouwen uit Spanje, ouderen uit de Languedoc, revolutionairen uit Cuba en jongeren uit Brazilië, zul je niet ineen krimpen van angst, maar bloeien van genot. Net als de tafel bij Ziad Dalloul een genot was. Een herfstig stilleven. Warmte tegen de kou buiten. Een myriade van kleuren en smaken die elkaar versterken, het beste in elkaar naar boven halen.
Wees dus die gutmensch. Omarm datgene waarmee je bespot wordt en gebruik het als je wapen. Wees die zogenaamde wegkijker. Wees een piemelroeper, maar dan van het soort dat opkomt voor de ander, opkomt voor de schoonheid van het verschil, opkomt voor de menselijkheid.
Als u dus straks naar buiten gaat, de herfst tegemoet. Kijk eens naar het licht in het duister. Hoor het geritsel van de bladeren. Snuif de koelere lucht op. Waardeer de schoonheid en prent uzelf in dat de winter eraan komt, en u er alles aan zult doen dat de lente daarop zal volgen, zodat we van de bloesem kunnen genieten, waarna de beloofde zomer weer mag volgen en we ons in de warme zon mogen wentelen met een Singapore sling in de hand, vietnamese hapjes erbij, Franse zonnebrand op de huid liggend op een Indiaas geweven handdoek. Moeder aarde omarmt de verschillen en groeit ervan, waarom wij niet?
Deze preek werd gisterenavond uitgesproken tijdens de Dienst voor ongelovigen in De Nieuwe Liefde.
info[at]aichaqandisha.nl
Een reactie op “Preek voor ongelovigen”