foto’s: © Peter Breedveld
Eén van de fascinerendste dingen van Tokio vind ik de mooie lelijkheid van die stad. Tokio is een verzameling op elkaar gestapelde dozen van ongelijke grootte. Het is alsof er een groep kleuters bezig is geweest met melkpakken, koekdozen, een yoghurtbeker, een bonbondoosje enzovoort.
De juf heeft ervoor gezorgd dat de wegen vrij bleven maar verder was de sky the limit. Iemand heeft een groot blok op de grond gezet, daar weer een kleiner blok bovenop, en nog één, en nog één. Hé, laten we eens zien wat er gebeurt als er een groter blok op een klein blok gezet wordt.
Japanners hebben de naam extreem netjes te zijn, maar wie een dagje in Tokio rondzwerft, is van dat vooroordeel snel afgeholpen.
Er ligt nergens zwerfvuil, dat is waar, hondepoep zie je er evenmin en het stadsbestuur hoeft geen verbod op kauwgom uit te vaardigen, zoals in Singapore, want een Japanner haalt het niet in zijn hoofd om kauwgum uit te spugen of onder een bank te plakken.
Gezellig rommeltje
Maar Japanners maken er altijd een gezellig rommeltje van. Tokio ziet er echt niet uit als een film van Yasujiro Ozu, met alle rechthoeken op precies de goede plaats. Het valt me ook op dat Japanners hun eigen huis vaak omringen met allerlei rotzooi, van planten tot emmertjes, een fiets, te drogen wasgoed en beeldjes en windklokjes.
Oude gebouwen zie je weinig in Tokio. Hier en daar zie je wat resten van een kasteel of een brug, maar veruit het meeste is van na de Tweede Wereldoorlog, van na de jaren zestig zelfs. Toch kom je ze wel tegen, verspreid door de stad, oude gebouwtjes, vaak vervallen, die herinneren aan een Tokio dat er niet meer is.
Het Tokio dat je in de films van Shohei Imamura ziet, of van Koreyoshi Kurahara, en in de oude gangsterfilms van de jaren zestig, waar ik gek op ben. Zodra ik zo’n gebouwtje zie, ingeklemd tussen twee karakterloze, grauwe kolossen, maak ik er meteen een foto van.
Chinese puzzels
Vaak lijken die gebouwen, het zijn niet eens altijd hele oude gebouwen, in opstand te komen tegen hun omgeving. Dan zijn ze als enige helemaal begroeid, of van hout, of in veertig jaar nooit veranderd. De Tokiose straten hebben ook altijd interessante doorkijkjes. Dan zie je een klein wereldje in de wereld van die straat. Huizen zijn dat ook vaak, wereld in werelden. Heel Tokio bestaat uit werelden in werelden in werelden.
Het mooist zijn de huizen, gebouwd op een paar vierkante meter peperdure grond, die woekeren met de beschikbare ruimte door allerlei uitbouwtjes en overloopjes, zoals je in Mon Oncle van Jacques Tati ziet. Een soort Chinese puzzels, waardoor de huizen Kafkaeske dimensies krijgen.
Breed en majestueus
De foto’s bij dit stukje heb ik gemaakt op mijn wandeling van het Museum of Contemporary Art naar de Sensoji, de oudste tempel van Tokio in het volkse stadsdeel Asakusa.
Ik zou eigenlijk met de metro gaan, maar toen zag ik een rivier, de Shirakawa, en ik heb de eigenaardigheid dat ik een rivier móet oversteken, als ik er één zie. Ik ben dol op rivieren, misschien nog wel doller op rivieren dan op de oceaan. Ze hebben iets magisch.
Helaas zijn ze er in Tokio in geslaagd alle magie uit de rivieren te halen, behalve uit de Sumidagawa, die breed en majestueus is. Vlakbij die rivier zag ik nog de resten van een oude brug in een mooie art deco-stijl. Maar de Shirakawa is getemd tot een troosteloos kanaal en verderop hadden ze zelfs een viaduct over de lengte van de brug gebouwd, zodat je een soort ondergronds kanaal kreeg.
Gelukkig maakt de Sumidagawa alles goed. Vooral de lucht er boven was er mooi, met wolken en veel zon.
info[at]aichaqandisha.nl