Bifi, deel 2

bifi deel 2

Fuutfuuw

Het duurde heel lang voor ik besefte dat Bifi altijd voor het keukenraam stond als ik langs liep, en het duurde nog iets langer voor het tot me doordrong dat het geluid dat ik hoorde, uit zijn mond kwam.

Elke dag als ik vanuit de bus naar huis liep, stond hij op het balkon. Als ik kort daarna langs liep op de galerij, bleek hij inmiddels voor het keukenraam te staan. Ik liep altijd onaangedaan voorbij, maar keek zonder dat hij het zou opmerken uit mijn ooghoeken en zag hem dan staan: met zijn handen gevouwen, en als het tegenviel waren zijn handen onzichtbaar en durfde ik niet te denken aan wat er zich mogelijk afspeelde terwijl ik langs liep.

Naast zijn keukenraam was de deur en daarnaast was het raam van één van de kamers in zijn huis. Die kamer werd niet gebruikt; hij had alleen zijn woonkamer en één slaapkamer zeer minimaal gemeubileerd; de rest van het huis was leeg.
Het raam van die ene kamer werd het altaar van zijn liefde: eerst zat er een knuffelbeer voor het raam, maar al gauw kreeg de knuffelbeer raamgenoten die me bij het weggaan en thuiskomen begroetten. Het raam stond binnen korte tijd vol met allerlei knuffelberen, waarbij de pluche banaan met zuignap allerlei angstwekkende associaties opriep. Een lichtbruin beertje met roze hart op zijn borst en daarin de tekst I love you, waarbij het woordje love was vervangen door een rood hartje, fungeerde als woordvoerder van het knuffellegioen; hij moest mij de boodschap overbrengen, alsof de boodschap niet al aangekomen was.

Knuffelleger

‘Lief buurmeisje, zoals je misschien gemerkt hebt, vind ik je leuk, en ik denk dat jij mij ook leuk vindt.’ Zo begon de eerste brief die ik van mijn bifi-aanbidder mocht ontvangen.

Wellicht teleurgesteld met de resultaten van zijn knuffelleger, besloot hij zelf de regie over te nemen en mij een brief te sturen met op de envelop geschreven: ‘Voor mijn Buurmeisje’ en daaronder mijn adres. Hij had de moeite genomen de brief per post te versturen, en daardoor was de postbode ook meteen op de hoogte van de situatie.

De postbode was een man die altijd fluitend door het leven ging en een kunst maakte van brieven bezorgen. Aangekomen bij een brievenbus, bekeek hij de brieven, sorteerde ze, wierp er een laatste blik op alvorens hij met een instemmende knik eerst met de stapel tegen de brievenbus aantikte en vervolgens de brieven erin wierp. Dezelfde behandeling moet ook de ‘Voor Mijn Buurmeisje’ brief hebben ondergaan, maar ik stel me voor dat hij bij deze bijzondere brief een fractie langer heeft stil gestaan en toen met een zucht vol medelijden naar mij toe, de brief in onze brievenbus heeft gegooid.

Vaak als ik hem tegenkwam tijdens zijn ronde, wierp hij me een begripvolle blik toe. De postbode en ik deelden een geheim; niemand in het dorp kwam te weten wat er broeide op de Den Uyllaan.

Zichtbaar aangeschoten

‘Het spijt me, maar ik vind jou niet leuk en ik wil geen contact met je’.
Met dat korte, van elke empathie gespeende briefje, hoopte ik de buurman weer tot zinnen te brengen en zijn knuffelleger terug te laten trekken.

Het duurde echter twee jaar; een geweigerde bos bloemen, en vier teruggestuurde brieven later voordat het bij Bifi in zonk dat zijn liefsdescampagne geen kans van slagen zou hebben. Eén voor één werden de knuffelberen weggehaald tot het altaar weer een normaal raam werd.

Het gewone, eenzame leven drong zich weer aan. Bifi bracht de dagen alleen door; het enige bezoek dat hij kreeg was van zijn familie die verderop in dezelfde flat woonde. Zowel zijn broer als zijn moeder hadden er een appartement.
Op een avond ging de bel. Het was laat, iets voor elven, maar ik deed toch open. Een zichtbaar aangeschoten Bifi had zich moed ingedronken; na al die tijd was nu dan toch echt het moment gekomen om eens goed met elkaar te praten.
‘Oh, nou, dan gaat het over, even goede vrienden’ was zijn laconieke antwoord op mijn resolute afwijzing. Dat was zijn laatste poging, daarna heb ik niets meer van hem vernomen.

Vele jaren later kwam ik de postbode tegen die me wist te vertellen dat Bifi zich na die periode teruggetrokken had. Hij leidde een kluizenaarsleven en toen zijn moeder een tijd niks van hem had gehoord, besloot ze zelf maar eens bij hem aan te bellen. Ze trof hem aan temidden van de lege blikjes bier. Hij was ongeschoren en stonk naar vuil en urine. Ze vroeg hem wat er toch met hem aan de hand was en het enige wat hij kon uitbrengen is dat hij het wel prima vond zo, dat het allemaal toch niks meer uitmaakte.

Duke of Hazard

Zijn moeder, die vaak bij ons aanbelde als collectante, dwong hem toen onder de douche te gaan, zich te scheren en liet hem bij haar intrekken. Sindsdien woont Bifi bij zijn moeder en is hij in ieder geval in de buurt van een vrouw, ook al is het de vrouw die hem gebaard heeft.

Wanneer ik weer eens naar mijn ouderlijk dorp ga, zie ik hem wel eens in het voorbij gaan. Bifi draagt tegenwoordig vaak een zonnebril in het openbaar. Of de zon nu wel of niet schijnt, de zonnebril blijft op. Hij is inmiddels ook stukken ouder geworden: zijn haren zijn grijs, zijn snor heeft hij eraf geschoren, maar zijn lippen staan nog steeds een beetje ontevreden naar voren getuit. Hij fietst vaak door het dorp.

Vroeger werkte hij bij de plaatselijke betonfabriek en kwam onder de mensen, maar tegenwoordig zit hij binnenshuis bij zijn moeder of hij fietst door het dorp. De auto die hij had in zijn hoogtijdagen, heeft hij weggedaan. Als klein meisje stond ik in de zomer vaak op het balkon te kijken naar voorbijgangers. Ik zag dan ook hoe Bifi naar zijn rode Ford Fiësta liep en als een Duke of Hazard de auto startte en meteen wegreed, in één soepele beweging. Maar de auto is er niet meer, en met die auto lijkt alle vaart en beweging uit zijn leven verdwenen.

Deel 2 van het radioboek Bifi dat ik schreef in opdracht van het Vlaams-Nederlands cultuurhuis De Buren. Lees hier deel 1.

hassnaesignature

hassnae[at]aichaqandisha.nl