foto’s © Suna Floret
Iedereen kan studeren, iedereen heeft recht op gratis gezondheidszorg, het is er veilig en het land kent geen analfabeten. Als je geen werk hebt, heb je recht op vis, eieren, melk en brood. De kinderen spelen zonder toezicht op straat. Niemand zit binnen, ze kennen er geen technologie, en leren eerder dansen dan lopen. Mijn vader en ik vlogen naar Cuba met de wens Havana te leren kennen voordat de Amerikanen er een stap zetten.
De kinderen in de straat waar wij verblijven in Havana Vieja (Oud Havana) huppelen rond in hun boxershort. Overal lopen er kinderen heen en weer, met een bal, met een hoepel, met een karretje, alles wat ze kunnen vinden waar ze mee kunnen spelen. Ze spelen met alles behalve speelgoed. Ze zijn touwtje aan het springen, tikkertje aan het spelen, knikkeren, kaarten. Alsof ik kon terugblikken in mijn eigen kindertijd. Als ik ze vraag of ik mee kan spelen, accepteren ze me alsof ik al jaren hun buurmeisje ben. Zonder toezicht van een ouder, rennen ze door de enige straten die ze kennen. De ouderen zitten op een schommelstoel voor de deur. Letterlijk urenlang, te kletsen met de buren en de mensen die langslopen. Sommigen doen een dutje. Ook zie je vaak dat er een paar schommelstoelen naast elkaar geplaatst zijn, omdat de schaduw daar overheerst. De straten ruiken naar benzine, naar stof, de warmte en riolering.
Fidel is mijn God
De bakker, kapper, en basisscholen ontdekken we pas een paar dagen later. De prachtig grote gebouwen in barokstijl zijn vervallen maar achter elk klein raampje zit iets verscholen. Alle openingen zijn bedekt met karton of een stukje stof om de zonnestralen buiten te houden. Maar de geluiden achter de gesloten deuren prikkelen je nieuwsgierigheid en zorgen er voor dat je naar binnen gluurt.
Als ik aan de Cubaan waar wij bij logeren vraag of hij religieus is, antwoordt hij ‘Fidel is mijn God’. De ouderen staan achter Fidel alsof zonder hem de wereld niet meer draait. ‘Wist je dat Fidel eigenlijk uit een heel welvarend gezin komt? Maar na de revolutie heeft hij het land, het vermogen van zijn familie óók verdeeld. Zijn zus werd toen zo boos op hem dat zij is gevlucht naar Amerika. Alles wat hij voor zijn volk wilde, deed hij zelf ook. Hij wilde gelijkheid. Niet alleen voor Cuba maar voor de hele wereld. Wij hebben duizenden dokters naar Brazilië en Mexico gestuurd om daar de jongeren op te leiden! Che Guevara reed duizenden kilometers op zijn motor om analfabetisme te bestrijden! Duizenden soldaten zijn er gestuurd naar Zuid Afrika om te vechten tegen de apartheid! Onze ideologie is voor de hele wereld!’ Hij vertelt over de geschiedenis alsof het vanochtend heeft plaatsgevonden. Het is belangrijk voor ze.
Eerste Amerikaanse cruiseschip
Maar voor de jongeren lijkt dat anders te zijn. Voor Giovanni van 23 bijvoorbeeld. Hij is taxichauffeur en rijd, met zijn prachtige vriendin naast zich, in zijn groene Chevrolet uit ’53 door Havana met de hoop toeristen tegen te komen. ‘Ben je hier gelukkig, Giovanni?’ vraag ik hem. ‘Of ik gelukkig ben? Nee! We hebben een prachtig land maar ik kan hier niks!’. ‘Hoe bedoel je, Gio?’ ‘We kunnen niet groeien. Een land moet toch groeien! Heel de wereld heeft internet en wij bedelen nog om wifi bij hotels. We willen spullen kopen maar we mogen niet te veel geld verdienen. We hebben vruchtbare grond, maar we mogen niet te veel verbouwen. Het is moeilijk hier, hermana. Het is moeilijk. Het is een mythe dat alle Cubanen gelukkig zijn. Vooral de jongeren zoals wij, zijn het zat’.
Ik begrijp Giovanni. Het systeem waar ze in leven kent zijn mooie kanten. De revolutie stroomt nog steeds door de aderen van de ouderen, maar het vult de maag van de jongeren niet meer. Ze willen meer. De mooiste gebouwen worden nu al gekocht door buitenlanders om gerenoveerd te worden terwijl de Cubanen in vervallen gebouwen leven. Terwijl wij rondlopen in Havana, komt het eerste Amerikaanse cruiseschip in 57 jaar aan. Er is een Chanel modeshow georganiseerd op straat maar de Cubaan krijgt daar niets van mee. Ze hebben er grote spotlights geplaatst, velen op een rij, die zo fel schijnen dat je er niets van kunt zien noch foto’s maken. De Amerikanen staan al op de hoeken in startpositie en tellen af. De veranderingen merk je al overal maar of de Cubanen hier ook van gaan profiteren, dat vraag ik me af.